ECLI:NL:GHAMS:2018:4608

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
23-001244-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdzaak betreffende meermalen medeplegen van diefstal uit auto's met bewijsverweer en vrijspraak voor bepaalde feiten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2000, was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep de vrijspraak aangevochten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak. Het hof heeft de zaak vervolgens onderzocht op basis van de feiten en omstandigheden die in de eerste aanleg zijn vastgesteld. De verdachte was betrokken bij een reeks diefstallen uit auto's in de nacht van 20 op 21 december 2017 in Amsterdam. Het hof heeft de camerabeelden bekeken en geconcludeerd dat de verdachte, samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan (pogingen tot) diefstal uit meerdere voertuigen. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest, maar het hof heeft deze verklaring verworpen. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot 30 dagen jeugddetentie en een maatregel van 12 maanden, met bijzondere voorwaarden gericht op begeleiding en behandeling. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen voor materiële schade, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schadevergoeding. Het hof heeft de proeftijd van een eerder vonnis verlengd en de voorwaarden voor de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001244-18
datum uitspraak: 13 december 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 april 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-684544-17 en 13-684086-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 primair en 1 subsidiair is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van wat door mevrouw [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [naam 2] namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSS Jb& Jr) en de moeder van de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
2:
hij op of omstreeks 21 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een of meer (personen)auto('s) weg te nemen een of meer goederen te weten uit
- een (personen)auto (merk Citroën, kenteken [kenteken 1] ) geheel of ten dele toebehorend aan
[benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een (personen)auto (merk Opel Corsa, kenteken [kenteken 2] ) geheel of ten dele toebehorend aan
[benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een (personen)auto (merk Seat Altea, kenteken [kenteken 3] ) geheel of ten dele toebehorend aan
[benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een (personen)auto (merk Fiat 500, kenteken [kenteken 4] ) geheel of ten dele toebehorend aan
[benadeelde 4] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een (personen)auto (merk Hyundai, kenteken [kenteken 5] ) geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een (personen)auto (merk Opel, kenteken [kenteken 6] ) geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde 6] ,in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een (personen)auto (merk Peugeot, kenteken [kenteken 7] ) geheel of ten dele toebehorend aan
[benadeelde 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich daarbij de toegang tot die een of meer (personen)auto('s) te verschaffen en/of die/dat weg te nemen een of meer goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak op of verbreking, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die een of meer (personen)auto)'s) is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s), althans een of meer van hen een of meer ruit(en) en/of ra(a)m(en) van die een of meer (personen)auto('s) heeft/hebben ingegooid en/of ingeslagen en/of (vervolgens) die een of meer (personen)auto's heeft/hebben doorzocht;
3:
hij op of omstreeks 21 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit
- een (personenauto) (merk Daewoo Tacuma, kenteken [kenteken 8] ) een Tomtom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een (personen)auto (merk Renault, kenteken [kenteken 9] ) een of meer handschoen(en) en/of een sjaal en/of een of meer sleutel(s) en/of een of meer gereedschap(pen) en/of een camera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een (personen)auto (merk Renault, kenteken [kenteken 10] ) een pakje sigaretten en/of een of meer sleutel(s) en/of een of meer oordopje(s) en/of een aansteker, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde 10] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een (personen)auto (merk Renault, kenteken [kenteken 11] ) een of meer gereedschap(pen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde 11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s)
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die een of meer (personen)auto('s) heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen bovengenoemde goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op of verbreking van een of meer ruit(en) en/of ra(a)m(en) van die een of meer (personen)auto('s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank en andere beslissingen zal nemen ten aanzien van de oplegging van straf en maatregel, de vorderingen van de benadeelde partijen en de vordering tenuitvoerlegging.
Vrijspraak (poging) medeplegen diefstal uit personenauto’s in parkeergarage Huigenbos feiten 2 en 3
Het hof is met de raadsman van oordeel dat uit het verhandelde ter terechtzitting en ook overigens op basis van de inhoud van het dossier, in onderling verband en samenhang bezien, niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid is vast te stellen dat de verdachte de hem tenlastegelegde (pogingen tot) medeplegen van diefstal uit personenauto’s in de parkeergarage Huigenbos heeft gepleegd. Naar het oordeel van het hof is om deze reden niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte voor wat betreft parkeergarage Huigenbos in de feiten 2 en 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bespreking bewijsverweer (poging) medeplegen diefstal uit personenauto’s parkeergarages Tielstraat feiten 2 en 3
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting ook verzocht de verdachte vrij te spreken van de hem ten laste gelegde (poging tot) medeplegen van diefstal uit personenauto’s in de parkeergarages aan de Tielstraat. Uit de camerabeelden blijkt namelijk niet dat de verdachte als pleger of medepleger betrokken is geweest bij de hem ten laste gelegde (pogingen tot) inbraak.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat in de nacht van 20 op 21 december 2017 een groot aantal auto-inbraken en pogingen daartoe heeft plaatsgevonden in de parkeergarages Tielstraat Oost en Tielstraat West, beide gelegen aan de Tielstraat in Amsterdam ZO. Op camerabeelden van de betreffende nacht is te zien dat een viertal jongens, NN 1 tot en met NN 4, in beide parkeergarages ongeveer een uur lang auto’s inspecteert, in deze auto’s kijkt en er met lampen in schijnt, dat verschillende (ramen/portieren van/een koplamp van) auto’s worden geforceerd, opengemaakt, opengebroken en ingetikt, dat er in auto’s wordt gereikt, dashboardkastjes worden doorzocht en in auto’s wordt plaatsgenomen. De jongens dragen gereedschap zoals schroevendraaiers en
life-hammersmet zich mee en maken hier ook gebruik van. De verdachte heeft erkend een van de personen - bij het uitkijken van de beelden aangeduid met NN4 - op de beelden te zijn.
Met de advocaat-generaal en de raadsman stelt het hof vast dat op de beelden niet is te zien dat de vier jongens inbreken in de auto’s die in de tenlastelegging zijn opgenomen. Dit maakt naar het oordeel van het hof echter niet dat niet kan worden bewezen dat de verdachte ook bij de (pogingen tot) inbraak in deze auto’s is betrokken. Uit de processen-verbaal van bevindingen met een beschrijving van de camerabeelden, het aanvullende proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 23 november 2018, het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] en de bijgevoegde plattegronden van de parkeergarages Tielstraat blijkt dat de vier jongens, onder wie de verdachte, in de nacht van 20 op 21 december 2017 tussen 03.32 uur en 04.30 uur zowel in de parkeergarage Tielstraat West als in de parkeergarage Tielstraat Oost (gepoogd hebben) in te breken in een groot aantal auto’s. Het gedrag van de jongens, zoals dat op de beelden is te zien is niet anders te typeren dan als een strooptocht. De geparkeerde auto’s worden namelijk stuk voor stuk door de jongens geïnspecteerd, waarna sommige auto’s met gereedschap worden opengebroken en leeggehaald. Nu de ten laste gelegde (pogingen tot) inbraak in dezelfde nacht, in dezelfde parkeergarages en rond hetzelfde tijdstip hebben plaatsgevonden, kan het niet anders zijn dat dat deze jongens zich ook aan de niet op de beelden terug te kijken maar wel ten laste gelegde (pogingen tot) inbraak in auto’s hebben schuldig gemaakt. Dit vindt zijn bevestiging in de aangifte van [benadeelde 10] . Hij heeft immers verklaard dat hij, nadat hij betreffende nacht zijn auto om 02.30 uur in de parkeergarage in de Tielstraat had geparkeerd, om 04.30 uur bij zijn auto terugkeerde en bemerkte dat deze was opengebroken en dat verschillende goederen uit zijn auto waren ontvreemd.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de betreffende nacht langs de parkeergarage aan de Tielstraat liep, zag waar de andere drie jongens mee bezig waren en zich slechts uit nieuwsgierigheid bij hen heeft gevoegd maar dat hij zelf niet betrokken is geweest bij de (pogingen) tot inbraak.
Het hof hecht geen geloof aan deze verklaring van de verdachte. Allereerst blijkt uit de beelden niet dat de verdachte zich pas later bij de andere drie jongens heeft gevoegd. Evenmin blijkt uit de beelden dat de verdachte enkel heeft toegekeken. Uit de beelden blijkt dat de verdachte die nacht deel uitmaakte van een groep van vier jongens die zich samen hebben bezig gehouden met het inbreken en pogen in te breken in een groot aantal auto’s, waarbij de rollen van de verschillende jongens min of meer onderling uitwisselbaar waren. Zo is op de beelden te zien dat door de vier jongens in auto’s wordt gekeken, met lampen in auto’s wordt geschenen, auto’s worden opengemaakt en ruiten worden ingetikt of geforceerd. Deze handelingen worden in min of meerder mate ook door de verdachte verricht. Uit niets blijkt dat de verdachte zich op enig moment heeft gedistantieerd van de groep waarin hij zich bevond en de strafbare feiten welke werden gepleegd. Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Het hof acht het tenlastegelegde medeplegen bewezen en verwerpt het verweer van de raadsman.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
hij op 21 december 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit personenauto 's weg te nemen een of meer goederen te weten uit
- een personenauto, merk Hyundai, kenteken [kenteken 5] , toebehorend aan [benadeelde 5] en
- een personenauto, merk Opel, kenteken [kenteken 6] , toebehorend aan [benadeelde 6] ,
door zich de toegang tot die personenauto’s te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, opzettelijk met zijn mededaders naar die personenauto’s is toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededaders ruiten van die personenauto’s hebben ingeslagen.
3:
hij op 21 december 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit
- een personenauto, merk Renault, kenteken [kenteken 9] , handschoenen en een sjaal en sleutels en gereedschap en een camera, toebehorend aan [benadeelde 9] en
- een personenauto, merk Renault, kenteken [kenteken 10] , een pakje sigaretten en sleutels en oordopjes en een aansteker, toebehorend aan [benadeelde 10] ,
door zich de toegang tot die personenauto’s te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, opzettelijk met zijn mededaders naar die personenauto’s is toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededaders ruiten van die personenauto’s hebben ingeslagen.
Hetgeen onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 75 dagen met aftrek van voorarrest alsmede de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 12 maanden, bestaande uit
-mee blijven werken aan zijn verblijf in [locatie] ,
-meewerken aan de begeleiding ITB Harde Kern,
-meewerken aan de individuele begeleiding van Cura XL,
-naar school gaan, dan wel dagbesteding hebben in de vorm van een leerwerktraject,
-meewerken aan intensieve hulp gericht op emotieregulatie problematiek en het voorkomen van strafbaar gedrag vanuit De Waag/Inforsa/JFT dan wel een soortgelijke instelling met soortgelijke individuele behandelmogelijkheden,
-meewerken aan een behandeling gericht op het vergroten van zijn weerbaarheid,
-meewerken aan onderzoek naar de mogelijkheden op het gebied van medicijngebruik in verband met ADHD-problematiek en
- gedurende drie maanden elektronisch toezicht ter nakoming van het hiervoor genoemde programma,
bij niet naar behoren meewerken aan de tenuitvoerlegging van de maatregel, te vervangen door 12 maanden jeugddetentie. De rechtbank heeft bevolen dat de gestelde voorwaarden en het door de WSS Jb & Jr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 75 dagen met aftrek van voorarrest alsmede de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 12 maanden, bestaande uit
-mee blijven werken aan zijn verblijf in [locatie] ,
-meewerken aan de individuele begeleiding van Cura XL,
-naar school gaan, dan wel dagbesteding hebben in de vorm van een leerwerktraject,
-meewerken aan intensieve hulp gericht op emotieregulatie problematiek en het voorkomen van strafbaar gedrag vanuit De Waag/Inforsa/JFT dan wel een soortgelijke instelling met soortgelijke individuele behandelmogelijkheden,
-meewerken aan een behandeling gericht op het vergroten van zijn weerbaarheid en
-meewerken aan onderzoek naar de mogelijkheden op het gebied van medicijngebruik in verband met ADHD-problematiek,
bij niet naar behoren meewerken aan de tenuitvoerlegging van de maatregel, te vervangen door 12 maanden jeugddetentie, met dadelijke uitvoerbaarheid.
De raadsman heeft het hof verzocht in geval het hof tot een bewezenverklaring komt de duur van een eventueel op te leggen maatregel betreffende het gedrag van de jongere te beperken tot 6 maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Samen met anderen heeft de verdachte gedurende de nachtelijke uren een strooptocht ondernomen in twee parkeergarages aan de Tielstraat in Amsterdam Zuid Oost. Ze hebben zich daarbij schuldig gemaakt aan (poging) tot diefstal uit meerdere auto’s die geparkeerd stonden in die parkeergarages. Dit soort feiten bezorgen ergernis, schade aan en overlast voor de eigenaar van de auto en het is niet ondenkbaar dat deze huiverig zal zijn om zijn auto opnieuw in die parkeergarage te parkeren. Ook heeft de verdachte met de gepleegde diefstallen er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendom van een ander.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin wordt voor een diefstal uit een auto met braak een taakstraf van 60 uur genoemd, als de verdachte dit feit voor de eerste keer pleegt.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof dat de bewezenverklaring ziet op twee diefstallen met braak en twee pogingen daartoe alsmede dat sprake is van medeplegen.
Ook weegt het hof in het nadeel van de verdachte mee dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 november 2018 eerder meermaals onherroepelijk is veroordeeld wegens vermogensdelicten en dat onderhavige strafbare feiten plaatsvonden tijdens een lopende proeftijd.
Het hof heeft verder kennis genomen van het rapport betreffende psychologisch onderzoek van de verdachte van 8 maart 2018, opgemaakt door mevrouw drs. [naam 3] , GZ-psycholoog, alsmede het briefrapport van de Raad van 16 maart 2018. In het rapport betreffende het psychologisch onderzoek wordt de oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel geïndiceerd, waarbij de aan de gedragsbeïnvloedende maatregel gekoppelde vervangende jeugddetentie een stevige stok achter de deur is. Met de gedragsbeïnvloedende maatregel worden de volgende behandeldoelen geadviseerd:
-het creëren van basisveiligheid en rust in de vorm van een stabiele woonplek waarbij toegewerkt kan worden aan het opbouwen van een band en het verminderen van oppositioneel gedrag. Hierbij wordt in eerste instantie gedacht aan [locatie] ,
-begeleiding vanuit ITB Harde Kern gericht op structurele en strenge controle,
-elektronische controle (enkelband),
-voortzetten van individuele begeleiding van Cura XL gericht op school en vrije tijd,
-structurele schoolgang of een leerwerktraject als dagbesteding,
-intensieve hulp gericht op emotieregulatie problematiek en strafbaar gedrag voorkomen vanuit specialistische GGZ behandeling De Waag/Inforsa/FJT of een soort gelijke instelling met soortgelijke individuele behandelmogelijkheden, waarbij, waar mogelijk, moeder kan worden betrokken
-te zijner tijd werken aan de weerbaarheid van de verdachte,
-eventueel en nadrukkelijk in samenspraak met de verdachte nagaan wat de mogelijkheden zijn op het gebied van medicatie, gelet op zijn ADHD-klachten,
waarbij het van belang is om de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Gezien de complexiteit van de problematiek en de tijd die nodig is om verdachte voor de behandeling te motiveren en open te stellen, alsmede gelet op zijn verstandelijke vermogens wordt oplegging van de gedragsbeïnvloedende maatregel geadviseerd voor de duur van twaalf maanden. Verder adviseert de Raad de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat de verdachte daarmee zijn plek op [locatie] kwijt zou raken.
Daarnaast heeft het hof kennis genomen van de negatieve terugmeldrapportage van de WSS Jb&Jr, opgemaakt door mevr. [naam 2] van 4 oktober 2018 waarin wordt beschreven dat de verdachte zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden.
Ter terechtzitting heeft de Raad toegelicht dat oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel als externe stimulans de verdachte kan helpen op het rechte pad te blijven; het is een maatregel op maat voor de verdachte. Er is sprake van een veelvoudige complexe problematiek en gevaar voor recidive. De verdachte is makkelijk te beïnvloeden. De eerder geadviseerde voorwaarden begeleiding bij ITB Harde Kern en elektronisch toezicht kunnen komen te vervallen.
Ter terechtzitting heeft de WSS Jb&Jr toegelicht dat de verdachte sinds de negatieve terugmelding op 4 oktober 2018 stappen in de juiste richting heeft gezet. Hij houdt zich beter aan zijn afspraken. Er heeft een intake bij De Waag plaatsgevonden en het verblijf op De Wilg verloopt inmiddels naar wens. Er is geen sprake van nieuwe contacten met politie of justitie. Op 3 december a.s. begint de verdachte met een stage voor drie dagen per week in een garage, de andere twee dagen van de week zal hij naar school gaan.
Het hof acht, alles afwegende, mede gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een onvoorwaardelijke jeugddetentie alsmede een maatregel betreffende het gedrag van de verdachte, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad en een vervangende jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden.
Het hof zal aan de verdachte een minder lange jeugddetentie opleggen dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat het hof anders dan de rechtbank komt tot een vrijspraak voor de ten laste gelegde (poging tot) diefstal uit auto’s in parkeergarage Huigenbos.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de dadelijke uitvoerbaarheid noodzakelijk is nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van de verdachte is. Het hof zal daarom conform artikel 77w, lid 6, van het Wetboek van Strafrecht bevelen dat het programma waaruit de maatregel bestaat dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot materiële schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.149,26. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 40,00 te vermeerderen met de wettelijke rente en voor het overige afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen tot een bedrag ter hoogte van
€ 40,00 en voor het overige wordt afgewezen met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, zonder oplegging van vervangende jeugddetentie.
De raadsman heeft het hof verzocht de benadeelde partij in zijn vordering, met inachtneming van de bepleitte vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 40,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot materiële schadevergoeding. Deze bedraagt € 90,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in zijn geheel toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, zonder oplegging van vervangende jeugddetentie.
De raadsman heeft het hof verzocht de benadeelde partij in zijn vordering, met inachtneming van de bepleitte vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 90,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00, waarvan € 395,00 als materiële schade en € 105,00 als immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 75,00 als materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en de benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de vordering voor zover deze ziet op materiële schade in zijn geheel wordt toegewezen met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, zonder vervangende jeugddetentie en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De raadsman heeft het hof verzocht de benadeelde partij in zijn vordering, met inachtneming van de bepleitte vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 395,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal worden toegewezen.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in de vordering niet worden ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding en een verzoek om oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. Het hof stelt vast dat op deze vordering geen bedragen zijn ingevuld. De rechtbank heeft terzake geen beslissingen genomen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.
Reeds omdat de verdachte is vrijgesproken ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde inbraak in de auto van de benadeelde partij [benadeelde 11] zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en evenmin een schadevergoedingsmaatregel opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 63, 77a, 77g, 77i, 77w, 77wa, 77wc, 77za, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 oktober 2017 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden (13/684086-17). Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat het hof de proeftijd voor de duur van een jaar zal verlengen.
De raadsman heeft met in acht neming van de bepleitte vrijspraak het hof verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Het hof acht termen aanwezig om de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar te verlengen. Op die manier zal ook na afloop van de gedragsbeïnvloedende maatregel voor de jeugdreclassering de mogelijkheid bestaan om de verdachte te begeleiden, mocht dat nog nodig zijn.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
30 (dertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt aan de verdachte op de
maatregel betreffende het gedrag van de jeugdigevoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de maatregel zal bestaan uit:
-blijven mee werken aan zijn verblijf in [locatie] ,
-meewerken aan de individuele begeleiding van Cura XL,
-naar school gaan, dan wel dagbesteding hebben in de vorm van een leerwerktraject ,
-meewerken aan intensieve hulp gericht op emotieregulatie problematiek en het voorkomen van strafbaar gedrag vanuit De Waag/Inforsa/FJT, dan wel een soortgelijke instelling met soortgelijke individuele behandelmogelijkheden,
-meewerken aan een behandeling gericht op het vergroten van zijn weerbaarheid,
-meewerken aan onderzoek naar de mogelijkheden op het gebied van medicijngebruik in verband met ADHD-problematiek.
Geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van de voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat vervangende
jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 40,00 (veertig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6] , ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 40,00 (veertig euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 december 2017.
Vordering van de benadeelde partij B. [benadeelde 11]
Verklaart de benadeelde partij B. [benadeelde 11] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 10] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 90,00 (negentig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 10] , ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 90,00 (negentig euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 december 2017.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 395,00 (driehonderdvijfennegentig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 9] , ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 395,00 (driehonderdvijfennegentig euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 december 2017.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van Amsterdam van parketnummer 13-684086-17, met een termijn van 1 één jaar.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. M.C.A.E. van Binnebeke, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 december 2018.
Mr. van Binnebeke is niet in de gelegenheid dit arrest mede te ondertekenen.
[…]