In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin zijn vordering tot betaling van € 5.000,-- door [X] werd afgewezen. De vordering is gebaseerd op een e-mailcorrespondentie tussen [appellant] en [X] van september 2012, waarin [appellant] voorstelt dat [X] een bedrag van € 5.000,-- zou bijdragen aan de koopsom van activa uit de failliete boedel van De Nationale Advocatenlijn B.V. De kantonrechter oordeelde dat [appellant] onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat er een overeenkomst tot stand was gekomen. In hoger beroep betoogt [appellant] dat hij op basis van de e-mailwisseling mocht vertrouwen op de toezegging van [X]. [X] daarentegen stelt dat zij enkel haar kennis en ervaring zou inbrengen en geen financiële bijdrage zou leveren. Het hof oordeelt dat de e-mailcorrespondentie voldoende basis biedt voor de conclusie dat er een overeenkomst tot stand is gekomen, waarbij [X] zich verplichtte € 5.000,-- bij te dragen. Het hof laat [X] toe tot bewijs van haar stelling dat er na de e-mailwisseling een nadere overeenkomst is gesloten waarin zij geen financiële bijdrage zou leveren. Het hof beveelt een getuigenverhoor en houdt verdere beslissingen aan.