ECLI:NL:GHAMS:2018:4489

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
23-001549-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot kwijtschelding of matiging van betalingsverplichting na ontnemingsmaatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 augustus 2018 een verzoekschrift behandeld dat was ingediend door de veroordeelde, die in 2011 de verplichting had opgelegd gekregen om een bedrag van € 56.466,00 aan de Staat te betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag was in 2016 gematigd tot € 23.650,00. De veroordeelde verzocht om dit resterende bedrag kwijt te schelden of te matigen tot € 10.000,00, een bedrag dat hij op korte termijn zou kunnen betalen. Tijdens de behandeling in raadkamer zijn de persoonlijke en financiële omstandigheden van de verzoeker besproken, waaronder zijn netto-inkomen van € 1.440,00 per maand, zijn antikraakwoning en zijn studieschuld.

Het hof heeft de argumenten van de verzoeker en zijn advocaat, mr. R.P. Seger, in overweging genomen, evenals de conclusie van de advocaat-generaal, die het verzoek afwees. Het hof oordeelde dat de verzoeker onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij in een situatie van betalingsonmacht verkeerde. Bovendien werd opgemerkt dat de verzoeker zich de afgelopen maanden niet had ingespannen om aan zijn betalingsverplichting te voldoen, wat het hof als tekenend beschouwde.

Uiteindelijk heeft het hof besloten het verzoek tot matiging of kwijtschelding van de betalingsverplichting af te wijzen. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak vond plaats op de openbare terechtzitting van 4 september 2018, waarbij mr. J.D.L. Nuis en mr. A. Dantuma-Hieronymus niet in staat waren het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001549-11
Rekestnummer: 000640-18
BESCHIKKING
gegeven op het verzoekschrift op grond van artikel 577b tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingediend door de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Procesgang

Aan de verzoeker is bij arrest van dit hof van 27 december 2011 de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 56.466,00 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bij beschikking van dit hof van 27 mei 2016 is het voornoemde bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel gematigd tot een bedrag van € 23.650,00.
Namens verzoeker is bij een op 7 juni 2018 ter griffie van dit gerechtshof ingekomen verzoekschrift op grond van artikel 577b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering verzocht om het resterende ingevolge de ontnemingsmaatregel te betalen bedrag van € 23.650,00 kwijt te schelden dan wel te matigen tot een bedrag van € 10.000,00 hetgeen hij op korte termijn kan betalen.
Het verzoekschrift is door het hof in raadkamer op 21 augustus 2018 in het openbaar behandeld. Daarbij zijn gehoord de verzoeker, zijn advocaat, mr. R.P. Seger, en de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft in raadkamer geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

Beoordeling van het verzoek

Het hof heeft bij de beoordeling van dit verzoekschrift acht geslagen op de door de verzoeker in raadkamer aangevoerde persoonlijke en financiële omstandigheden, inhoudende dat hij een baan heeft, dat zijn netto-inkomsten € 1.440,00 per maand zijn, dat hij antikraak woont en een studieschuld heeft. Naar het oordeel van het hof is bij deze stand van zaken de door de verzoeker gestelde betalingsonmacht onvoldoende aannemelijk geworden.
Het hof acht evenmin aannemelijk dat de draagkracht van de verzoeker nu en in de toekomst onvoldoende is en zal zijn om de aan hem opgelegde betalingsverplichting volledig te voldoen.
Gelet op het verhandelde in raadkamer en de stukken van het dossier, heeft de verzoeker naar het oordeel van het hof zich onvoldoende (financieel) ingespannen om de hem opgelegde betalingsverplichting te voldoen. Tekenend is dat hij de afgelopen maanden, in afwachting van de onderhavige beschikking, alvast niets heeft betaald.
Op basis van het voorgaande acht het hof geen termen aanwezig om de resterende betalingsverplichting van de verzoeker te matigen dan wel kwijt te schelden. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek van de veroordeelde tot vermindering c.q. kwijtschelding van de aan verzoeker opgelegde betalingsverplichting.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.D.L. Nuis en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
4 september 2018.
mr. J.D.L. Nuis en mr. A. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.