Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Het geschil in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voortvloeit uit een eerdere uitspraak van de Hoge Raad op 3 maart 2017, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 december 2018 uitspraak gedaan over de kinderalimentatie die de man aan de vrouw moet betalen voor hun minderjarige kind. De Hoge Raad had de eerdere beschikkingen van het Hof Den Haag vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. De vrouw had in het principaal hoger beroep verzocht om een verhoging van de kinderalimentatie, terwijl de man in incidenteel hoger beroep verzocht om een verlaging. Het hof heeft de financiële gegevens van beide partijen over de afgelopen jaren in overweging genomen en de draagkracht van zowel de vrouw als de man opnieuw berekend. Het hof heeft vastgesteld dat de behoefte van het kind per 1 januari 2015 € 353,- per maand bedraagt. De draagkracht van de vrouw is vastgesteld op € 67,- per maand en die van de man op € 1.467,- per maand. Het hof heeft vervolgens de bijdragen van beide ouders in de kosten van de verzorging en opvoeding van het kind vastgesteld voor verschillende periodes, waarbij de man vanaf 1 januari 2015 € 338,- per maand moet betalen, met een geleidelijke verhoging tot € 350,- per maand vanaf 1 januari 2018. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.