ECLI:NL:GHAMS:2018:4412

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
23-001527-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdzaak betreffende schuldheling van een snorfiets met vrijspraakverweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2001, was beschuldigd van schuldheling van een snorfiets, die hij op 28 januari 2018 in Amsterdam voorhanden had. De kinderrechter had eerder een taakstraf opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 15 november 2018 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet kon weten dat de snorfiets door misdrijf verkregen was. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof, gezien het feit dat er geen sleutel in het contact zat en de verdachte wisselende verklaringen had gegeven over het voorhanden krijgen van de scooter. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan schuldheling. De opgelegde straffen zijn een leerstraf van 25 uren en een voorwaardelijke werkstraf van 10 uren, met bijzondere voorwaarden omtrent schoolbezoek. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de persoon van de verdachte, die niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001527-18
datum uitspraak: 29 november 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 25 april 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-020012-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
op of omstreeks 28 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed, te weten een snorfiets/bromfiets (in buddyseat kenteken [kenteken]) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere bewijsoverwegingen komt dan de kinderrechter.

Bewijsverweer en bewijsoverwegingen

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de criminele herkomst van de scooter ten tijde van het aantreffen op geen enkele wijze kenbaar was voor de verdachte. Het dossier bevat geen foto’s van de scooter ten tijde van het voorhanden krijgen door de verdachte. Ook wordt er niets vermeld over de beenwarmer of het contactslot. Het is dan ook niet meer vast te stellen in welke staat de scooter verkeerde ten tijde van het voorhanden krijgen door de verdachte. Ook het aanvullend proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] van 3 augustus 2018 vermeldt hier niets over zodat het ervoor moet worden gehouden dat er geen relevante aanwijzingen waren waaruit de verdachte kon afleiden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het voor de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de scooter duidelijk zichtbaar moet zijn geweest dat er geen sleutel in het contact zat. Verbalisant [verbalisant], die tijdens de aanhouding van de verdachte direct naast de scooter stond en deze gedurende het hele incident in het vizier had, heeft gezien dat er geen sleutel in het contact zat. Tussen het rijden van de verdachte op het voertuig, het stilhouden, de aanhouding en het moment dat de verbalisant naar het contactslot keek, is er niemand anders bij de scooter geweest en heeft niemand iets met het voertuig kunnen doen. Gelet op het voorgaande kan het niet anders zijn dan dat er ook geen sleutel in het contact heeft gezeten ten tijde van het voorhanden krijgen van de scooter door de verdachte, en dat dit voor de verdachte zichtbaar moet zijn geweest. Het hof wordt bovendien in de overtuiging gesterkt door de wisselende verklaringen van de verdachte over het voorhanden krijgen van de scooter.
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 28 januari 2018 te Amsterdam, een goed, te weten een snorfiets (in buddyseat kenteken [kenteken]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een leerstraf, te weten Tools4you plus, voor de duur van 25 uren subsidiair 12 dagen jeugddetentie en een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 10 uren subsidiair 5 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarbij als bijzondere voorwaarden opgelegd dat de veroordeelde naar school blijft gaan volgens zijn rooster en niet te laat komt op school.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een snorfiets voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Door zo te handelen heeft hij bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor door misdrijf verkregen goederen.
Het hof heeft gelet op de straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd en die zijn weerslag heeft gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof, in aanvulling op de stukken die reeds in eerste aanleg in het dossier waren opgenomen, kennisgenomen van hetgeen door de heer [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) op de terechtzitting van 15 november 2018 naar voren is gebracht, waarbij het eerder gegeven strafadvies wordt gehandhaafd. Daarnaast heeft het hof kennisgenomen van wat door de moeder van de verdachte naar voren is gebracht.
Het hof heeft tot slot acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 oktober 2018, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten strafrechtelijk is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf bestaande uit en leerstraf en een voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 777x, 7y, 77z en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
10 (tien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
5 (vijf) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde onderwijs blijft volgen in overeenstemming met zijn rooster.
Geeft opdracht aan GI Leger des Heils, gevestigd te Almere, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
leerstraf, te weten Tools4you plus,voor de duur van
25 (vijfentwintig) uren,indien niet naar behoren verricht te vervangen door
12 (twaalf) dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. M.J.A. Plaisier en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 november 2018.
[…]