Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
€ 1.400.000
-Al het vastgoed dat binnen de fiscale eenheid wordt gehouden zit bij [Z] . Ons bedrijfsmodel is al sinds jaar en dag dat wij zelf woningen realiseren om die vervolgens te gaan verhuren. Wij stichten dus in principe geen woningen om die vervolgens door te verkopen. Er wordt wel eens wat verkocht, maar dat is sporadisch. Het gaat dan om afzonderlijke woningen. In het verleden hebben wij wel eens ‘partijen’ woningen verkocht. Maar dit was omdat er problemen waren met een medeaandeelhouder. Die moest uitgekocht worden. In het geval van de 21 woningen die verkocht zijn aan mijn kinderen in 2005 - daar waar de correctie op ziet - ging het om een verouderd woningbestand dat beheerstechnisch niet zo gunstig was. Dat was één van de redenen dat overgegaan is tot verkoop. De hoofdregel is echter, zoals gezegd, dat wat wij stichten ook wordt aangehouden. De winst die wij maken met de verhuur, wordt weer geïnvesteerd in nieuwe projecten. Wij zijn dus in principe gericht op uitbreiding van het huizenbestand.
3.Geding na cassatie
4.Geschil na verwijzing
5.Beoordeling van het geschil
6.Proceskosten
7.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank behoudens de beslissingen inzake de proceskosten en het griffierecht;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de navorderingsaanslag en draagt de inspecteur op het verlies van het jaar 2005 bij beschikking nader vast te stellen op € 1.083.516;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag
- gelast de inspecteur het door belanghebbende voor de behandeling van het hoger beroep door het gerechtshof ‘s-Gravenhage betaalde griffierecht van € 493 aan belanghebbende te vergoeden.
De beslissing is op 9 januari 2018 in het openbaar uitgesproken.