In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de WOZ-beschikking en de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor het jaar 2016, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [object 1] te [plaats], vastgesteld op € 19.000 per 1 januari 2015. Belanghebbende, eigenaar van het perceel, maakte bezwaar tegen deze waardebepaling en stelde dat het perceel openbaar groen is en dat er geen bouwvergunning verleend kan worden. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de hogerberoepsfase kwam de heffingsambtenaar volledig tegemoet aan de grieven van belanghebbende, wat leidde tot een gedeeltelijke vernietiging van de WOZ-beschikking en de aanslag OZB. Het Hof oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was wegens gebrek aan belang, aangezien de heffingsambtenaar de waarde had aangepast en de proceskosten van belanghebbende vergoedde. Het Hof wees erop dat er geen geschil meer was over de WOZ-beschikking, omdat de heffingsambtenaar de waarde had verlaagd tot nihil. De uitspraak van het Hof werd gedaan door een meervoudige belastingkamer en is openbaar uitgesproken op 13 november 2018.