Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
6.De motivering van de beslissing
7.De beslissing
pro formaaan tot 31 maart 2019;
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 november 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de inzage in financiële bescheiden in het kader van een alimentatiegeschil na een echtscheiding. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft hoger beroep ingesteld tegen eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam van 13 april 2017 en 9 augustus 2017. De man, verweerder in het principaal hoger beroep, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. De vrouw verzocht om inzage in de financiële bescheiden van de man, waaronder creditcardafschriften, om haar behoefte aan alimentatie te onderbouwen. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw rechtmatig belang heeft bij deze inzage, aangezien de man als hoofdkaarthouder de enige is die toegang heeft tot de relevante afschriften. Het hof heeft de man veroordeeld om de vrouw inzage te geven in de afschriften van zijn creditcard en de rekening-courant over de periode van juli 2010 tot en met juli 2013. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vrouw kan zich uiterlijk 19 februari 2019 schriftelijk uitlaten naar aanleiding van de verschafte bescheiden. De zaak is pro forma aangehouden tot 31 maart 2019 voor verdere beslissingen.