ECLI:NL:GHAMS:2018:4243

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
23-002503-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was eerder veroordeeld voor een overtreding van artikel 2.7 lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van Amsterdam. De tenlastelegging betrof het zich ophouden op de weg, te weten het Leidseplein, met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 12 juni 2015 op het Leidseplein heeft opgehouden met de intentie om opiumwetdelicten te plegen. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van 250 euro, subsidiair 5 dagen hechtenis. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep opnieuw een geldboete van 250 euro, voorwaardelijk, subsidiair 5 dagen hechtenis.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vergelijkbare delicten, maar heeft ook rekening gehouden met de ouderdom van het feit. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een geldboete van 250 euro, met de voorwaarde dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002503-16
datum uitspraak: 13 november 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-127011-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum] 1990,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 juni 2015 te Amsterdam zich op en/of aan de weg, te weten het Leidseplein, heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar, en/of slaapmiddelen en/of kalmeringsmiddelen en/of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar te kopen en/of te koop aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 juni 2015 te Amsterdam zich op de weg, te weten het Leidseplein, heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar te koop aan te bieden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van Amsterdam.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 250 euro, subsidiair 5 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft abusievelijk een vordering ten aanzien van in beslag genomen goederen uit een andere zaak toegevoegd aan de vordering in onderhavige zaak. Het hof begrijpt dat de advocaat-generaal enkel vordert een geldboete ter hoogte van 250 euro voorwaardelijk, subsidiair 5 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 2.7 van de APV van de gemeente Amsterdam. Hij heeft hiermee bijgedragen aan het voortduren van de openbare orde problematiek in bovengenoemd gebied en aan gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend en omvangrijk uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 oktober 2018 is hij eerder ter zake van (gekwalificeerde) vermogensdelicten en Opiumwetdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof houdt anderzijds in strafmatigende zin rekening met de ouderdom van het feit.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2.7 lid 2 en 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 Amsterdam en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. M. Iedema en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 november 2018.
Mr. E. Mijnsberge is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]