ECLI:NL:GHAMS:2018:4238

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
23-002972-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld en afpersing in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 juli 2016. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlasteleggingen, maar heeft in hoger beroep opnieuw de aandacht van het hof getrokken. De zaak betreft diefstal met geweld en/of afpersing, waarbij de verdachte op 2 april 2016 in Amsterdam een telefoon en een geldbedrag van ongeveer 90 euro heeft weggenomen van een slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de telefoon en het geld zonder toestemming van het slachtoffer heeft weggenomen, en dat er geen sprake was van een rechtvaardigende omstandigheid die de diefstal zou uitsluiten. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, en de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is gedeeltelijk afgewezen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die zijn vastgesteld tijdens de zittingen, inclusief camerabeelden die het gedrag van de verdachte documenteerden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002972-16
datum uitspraak: 13 november 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 juli 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-741070-16 en 13-741221-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam op 22 juli 2016 vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 02 april 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (Iphone) en/of een geldbedrag (totaal ongeveer 90,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
op de openbare weg(en), de Korte Regulierdwarsstraat en/of het Rembrandtplein, en/of de Reguliersbreestraat, althans op een of meer openbare weg(en), opzettelijk gewelddadig en/of dreigend en/of onverhoeds
  • dicht bij en/of dicht om voornoemde [slachtoffer] is/zijn gaan lopen en/of staan en/of
  • aan voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gevraagd of hij cocaïne wilde kopen, althans woorden van die aard en/of strekking en/of
  • een envelopje, althans een voorwerp, in de kleding van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gestopt en/of
  • tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Dit is domein, dit is hier Amsterdam Kartel, je moet iets kopen van ons of je moet betalen om door de straat te gaan" en/of "Dat hij voor de cocaïne moest betalen", althans (telkens) woorden van die aard en/of strekking en/of
  • (vervolgens) eenmaal of meermalen een geldbedrag van 20,- euro, althans een geldbedrag uit de portemonnee en/of 50,- euro, althans een geldbedrag uit de hand(en) van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of gegrist en/of weggenomen en/of
  • tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Je moet meer betalen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen, althans bewogen mee te gaan/lopen naar een geldautomaat en/of
  • tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij 70,- euro, althans een geldbedrag en/of meer geld moest pinnen, althans woorden van die aard en/of strekking en/of
  • de kleding van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben afgetast en/of doorzocht en/of
  • aan het horloge van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben getrokken en/of gerukt.
en/of
hij op of omstreeks 02 april 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (totaal ongeveer 90,- euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
op de openbare weg(en), de Korte Regulierdwarsstraat en/of het Rembrandtplein, en/of de Reguliersbreestraat, althans op een of meer openbare weg(en), opzettelijk gewelddadig en/of dreigend en/of onverhoeds
  • dicht bij en/of dicht om voornoemde [slachtoffer] is/zijn gaan lopen en/of staan en/of
  • aan voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gevraagd of hij cocaine wilde kopen, althans woorden van die aard en/of strekking en/of
  • een envelopje, althans een voorwerp, in de kleding van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gestopt en/of
  • tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Dit is domein, dit is hier Amsterdam Kartel, je moet iets kopen van ons of je moet betalen om door de straat te gaan" en/of "Dat hij voor de cocaine moest betalen", althans (telkens) woorden van die aard en/of strekking en/of
  • (vervolgens) eenmaal of meermalen een geldbedrag van 20,- euro, althans een geldbedrag uit de portemonnee en/of 50,- euro, althans een geldbedrag uit de hand(en) van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of gegrist en/of weggenomen en/of
  • tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Je moet meer betalen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen, althans bewogen mee te gaan/lopen naar een geldautomaat en/of
  • tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij 70,- euro, althans een geldbedrag en/of meer geld moest pinnen, althans woorden van die aard en/of strekking en/of
  • de kleding van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben afgetast en/of doorzocht en/of
  • aan het horloge van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben getrokken en/of gerukt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit, overeenkomstig de pleitnotities die hij aan het hof heeft overgelegd. Daartoe heeft hij, kort weergegeven, aangevoerd dat op basis van het dossier niet gesproken kan worden van diefstal in vereniging door middel van geweld en/of bedreiging met geweld noch van afpersing in vereniging, in het bijzonder niet ten aanzien van het verkrijgen van een geldbedrag en een telefoon. Het gaat immers enkel om de verkoop van verdovende middelen waarover discussie is ontstaan. Tevens voert de raadsman aan dat de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] en aangever [slachtoffer] over de verkrijging van het geld door de verdachte uiteenlopen.
Met de rechtbank overweegt het hof het volgende.
Partiele vrijspraak ten aanzien van het eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde
Het hof acht, met de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen dat de diefstal in vereniging heeft plaatsgevonden nu niet is gebleken dat een van de andere aanwezigen een actieve rol heeft gehad bij de diefstal. Weliswaar is op de beelden te zien dat er sprake is van enige bemoeienis van een van deze personen, maar dat is zonder meer onvoldoende om te kunnen worden aangemerkt als een nauwe en bewuste samenwerking. Ook de omstandigheid dat anderen eromheen stonden is zonder meer nog niet voldoende om in dit geval te kunnen spreken van medeplegen. De verdachte wordt in zoverre van de tenlastelegging vrijgesproken.
Gelet op de tegenstrijdigheden in het dossier met betrekking tot het door de verdachte toegepaste geweld dan wel bedreiging met geweld is het hof – mede gelet op de eigen waarnemingen van de beelden ter terechtzitting in hoger beroep - eveneens van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van geweld dan wel bedreiging met geweld. De verdachte zal daarvan dan ook worden vrijgesproken.
Vrijspraak ten aanzien van het tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde
Weliswaar valt uit de verklaringen van aangever [slachtoffer] op te maken dat hij zich onder druk gezet voelde, maar niet is vast te stellen dat enig goed of geldbedrag aan verdachte onder dwang is afgegeven, zoals onder het tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde is opgenomen. Daarvan zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Overwegingen ten aanzien van het onder eerste alternatief/cumulatief bewezen verklaarde.
Het hof is van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde voor het overige wettig en overtuigend kan worden bewezen in die zin dat er sprake is van diefstal van een geldbedrag van 70,- euro en een telefoon (IPhone).
Op grond van de ter terechtzitting in hoger beroep vertoonde beelden, gemaakt met toezichtcamera 100 gericht op Rembrandtplein, de Korte Reguliersdwarsstraat en de Reguliersbreestraat, van 2 april 2016 heeft het hof vastgesteld dat de verdachte iets uit de handen wegneemt van aangever [slachtoffer] nadat die laatste – zo volgt uit diens verklaring en die van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep – ongevraagd een envelopje met nepdrugs in zijn jas krijgt toegestopt. Kort voor dat moment van wegnemen heeft [slachtoffer] een portemonnee en geld in zijn handen. Op de beelden is waar te nemen dat aangever [slachtoffer] de verdachte aanhoort en daarbij een verbijsterde uitdrukking op zijn gezicht heeft en zich met het geld en de portemonnee van de verdachte wegdraait, waarna de verdachte met zijn lichaam naar voren buigt in de richting van [slachtoffer] en plotseling twee geldbiljetten in zijn handen heeft. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat dit 70 euro betrof. Het hof volgt de verklaring van de verdachte dat dit een gewone deal was – en, zo begrijpt het hof, dus niet een wegneming met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening – evenwel niet. Omdat [slachtoffer] kort daarvoor zijn portemonnee en geld in zijn handen had en zich van de verdachte wegdraaide, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte de bankbiljetten en de portemonnee zonder diens toestemming uit de handen van [slachtoffer] heeft gepakt, temeer nu [slachtoffer] dat ook zelf heeft verklaard. Dat aangever [slachtoffer] daaraan voorafgaand iets wat moest doorgaan voor cocaïne in zijn jas kreeg toegestopt, doet hieraan niet af.
Het hof acht ook de diefstal van de telefoon (IPhone) bewezen. De verklaring van de verdachte dat hij de telefoon als onderpand heeft gekregen acht het hof niet geloofwaardig. Aangever [slachtoffer] verklaart dat zijn telefoon uit zijn broek is weggenomen. Dit wordt ondersteund door de verklaring van [getuige] die ziet dat de verdachte de zakken van [slachtoffer] aftast. De telefoon is vervolgens bij de verdachte in de auto aangetroffen. Aldus is ook sprake van het met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening wegnemen van de telefoon.
Anders dan de raadsman is het hof dan ook van oordeel dat sprake is van diefstal van een telefoon en een geldbedrag van 70 euro. Daaraan doet niet af dat er aanvankelijk bij de aangevers een voornemen zou hebben bestaan om verdovende middelen van de verdachte te kopen.
Het verweer van de raadsman wordt in zoverre verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 april 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (IPhone) en een geldbedrag van 70,- euro toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 bewezen verklaarde veroordeeld en de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD) voor de duur van 2 jaren opgelegd en heeft afgewezen de vordering van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 116 dagen (parketnummer: 13-741221-15).
De advocaat-generaal heeft, rekening houdend met de strafoplegging in een gelijktijdig doch niet gevoegde zaak in hoger beroep (parketnummer: 23-000314-17) primair gevorderd dat de verdachte ter zake van diefstal met geweld in vereniging schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. Het voorgaande wordt enkel gevorderd indien de ISD-maatregel in de andere zaak wordt opgelegd. Indien deze maatregel niet wordt opgelegd, vordert de advocaat-generaal de oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren in onderhavige zaak. Indien het hof niet tot oplegging van de ISD-maatregel beslist vordert zij een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op de openbare weg in het centrum van Amsterdam schuldig gemaakt aan diefstal onder omstandigheden die op het slachtoffer ook zonder dat sprake is van dreiging met geweld intimiderend kunnen overkomen, doordat de verdachte op straat geld afpakte van aangever nadat aangever ongevraagd een envelopje was toegestopt, terwijl de verdachte werd omringd door twee andere personen, met zijn armen bewoog en dicht op aangever stond. De verdachte heeft kennelijk gehandeld met het oog op financieel gewin voor zichzelf, en heeft getoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen. Met name in de stad Amsterdam is dit een veelvoorkomend probleem, zodat het plegen daarvan – uit het oogpunt van generale preventie – streng bestraft dient te worden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 oktober 2018 is hij in zowel het verdere als het nabije verleden meermalen ter zake van gekwalificeerde vermogensdelicten en andere misdrijven veroordeeld, waaronder tot vrijheidsstraffen van serieus te nemen omvang.
Het hof zal de gevorderde ISD-maatregel niet opleggen, omdat het niet beschikt over een actueel adviesrapport als bedoeld in artikel 38m, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij betrekt het hof mede dat de duur van het voorarrest in onderhavige zaak en de voornoemde zaak waarin het hof gelijktijdig uitspraak doet tezamen meer dan twaalf maanden is alsmede dat de ter terechtzitting in hoger beroep in beide zaken gehoorde – huidige- begeleider van de verdachte geen toegevoegde waarde meer ziet in de maatregel en het hof zal beslissen het lopende toezicht te verlengen.
Gelet op de veelvuldige recidive, de aard en ernst daarvan alsmede de intimiderende omstandigheden waaronder het strafbare feit is begaan kan niet met een andere dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden volstaan en acht het hof een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van door hem geleden materiële schade van in totaal 740 euro. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte heeft de vordering en de hoogte daarvan betwist.
De vordering van de benadeelde partij, voor zover die bestaat uit de 70 euro die door de verdachte is weggenomen, wordt afgewezen nu dit geldbedrag onder de verdachte in beslag is genomen en volgens de beslissing van dit arrest aan de benadeelde partij zal worden teruggegeven.
Het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, te weten 670 euro is onvoldoende (duidelijk) met stukken onderbouwd en vereist nader onderzoek om aan te tonen of deze schade rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit is toegebracht. Het hof is daarom van oordeel dat de vordering zich niet leent voor behandeling in deze strafzaak en een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij in de vordering niet worden ontvangen en kan zij slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer: 13-741221-15)
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 116 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, bij oplegging van een ISD-maatregel in de onderhavige of in een gelijktijdig doch niet gevoegde zaak in hoger beroep (parketnummer: 23-000314-17), gevorderd om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen. Indien de ISD-maatregel in geen van beide zaken wordt opgelegd, gelast de advocaat-generaal de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke straf van 116 dagen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering tot tenuitvoerlegging is in beginsel gegrond.
Uit hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep is besproken, is het belang van de voortzetting van het ingezette reclasseringscontact gebleken. Het hof acht daarom ook termen aanwezig om de vordering van de advocaat-generaal af te wijzen en – onder instandhouding van de bij voormeld vonnis opgelegde voorwaarden - te volstaan met een verlenging van de proeftijd voor de duur van 1 (één) jaar. Het hof merkt daarbij op dat de oorspronkelijke proeftijd als gevolg van voorarrest en tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde onherroepelijke straf nog niet is beëindigd.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag van 180 euro.
Gelast de
teruggaveaan [slachtoffer] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag van 70 euro.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 70,00 (zeventig euro) aan materiële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat een ieder zijn eigen kosten draagt.
Wijst af de vordering van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2016 onder parketnummer 13-741221-15 en volstaat – onder instandhouding van de bij voormeld vonnis opgelegde voorwaarden – met verlenging van de proeftijd voor de duur van een 1 (één) jaar.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. M. Iedema en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 november 2018.
Mr. E. Mijnsberge is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]