ECLI:NL:GHAMS:2018:4236

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
001202-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift tegen tenuitvoerlegging vervangende hechtenis na niet-nakoming taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 november 2018 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. De veroordeelde, geboren in 1995, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, welke omgezet werd in een taakstraf van 30 uren. Deze taakstraf werd echter niet uitgevoerd, wat leidde tot een bevel van de advocaat-generaal Witteveen om de vervangende hechtenis van 15 dagen ten uitvoer te leggen. De veroordeelde heeft hiertegen bezwaar aangetekend, stellende dat hij bereid was de taakstraf alsnog te verrichten.

Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift heeft het hof kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een afloopbericht van de Stichting Reclassering Nederland. De advocaat-generaal vorderde primair de niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift, omdat de veroordeelde de vervangende hechtenis op één dag na had uitgezeten. Subsidiair werd een ongegrondverklaring gevorderd. De raadsman van de veroordeelde pleitte voor gegrondverklaring van het bezwaarschrift, wijzend op het feit dat er nog één dag openstond van de vervangende hechtenis.

Het hof oordeelde dat de veroordeelde zijn taakstraf in het geheel niet had verricht en dat hij niet was nagekomen aan de gemaakte afspraken. Gezien de verscheidene kansen die de veroordeelde had gekregen en zijn niet-nakoming van de verplichtingen, concludeerde het hof dat er geen aanleiding was om het bezwaar gegrond te verklaren. Het bezwaarschrift werd dan ook ongegrond verklaard, en de beslissing werd genomen door de rechters M. Iedema, E. Mijnsberge en M.J.A. Duker, in aanwezigheid van griffier A. Ivanov.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF AMSTERDAM
rekestnummer: 001202-18
parketnummer: 23-001861-17
Beslissing op het bezwaarschrift van 17 oktober 2018 op de voet van artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht van:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum] 1995,
adres: [adres].

Inhoud van het bezwaarschrift

Bij arrest van 20 oktober 2015 van het hof Arnhem-Leeuwarden is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Op 3 maart 2017 is er een vordering voorwaardelijke veroordeling voor de gehele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf ingediend. Op 17 mei 2017 heeft de rechtbank Amsterdam de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijke gevangenisstraf. Tegen het gehele vonnis is hoger beroep ingesteld en op 12 februari 2018 heeft het hof Amsterdam gelast in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken een taakstraf van 30 uren op te leggen, te vervangen door 15 dagen hechtenis bij het niet of niet naar behoren verrichten van de taakstraf. De veroordeelde heeft deze niet verricht, waarop bij besluit van 9 augustus 2018 de advocaat-generaal Witteveen de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis van 15 dagen heeft bevolen. Het bezwaarschrift is gericht tegen (de kennisgeving van) het bevel tot tenuitvoerlegging vervangende hechtenis.

Procesverloop

Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak onder voormeld parketnummer, waaronder een afloopbericht d.d. 27 juli 2018 van de Stichting Reclassering Nederland, RN Werkstrafunit Noord-West Team 2, opgemaakt door reclasseringswerker [naam 1] en Unitmanager [naam 2], en heeft het bezwaarschrift behandeld op de openbare terechtzitting van 2 november 2018, waarbij zijn gehoord de advocaat-generaal, de veroordeelde en de raadsman van de veroordeelde, mr. E. Stam.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting primair de niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift gevorderd, nu verdachte de vervangende hechtenis, op één dag na, heeft uitgezeten waardoor het belang ontbreekt. Subsidiair heeft zij een ongegrondverklaring gevorderd.
De raadsman heeft verzocht om het bezwaarschrift gegrond te verklaren, nu er nog één dag openstaat van de vervangende hechtenis en daarmee een belang voor de veroordeelde is. De veroordeelde is ook bereid om in plaats van de resterende dag een taakstraf te verrichten, aldus de raadsman.

Beoordeling van het bezwaarschrift

Blijkens het eerdergenoemd afloopbericht d.d. 27 juli 2018 van de Stichting Reclassering Nederland, heeft de veroordeelde de opgelegde taakstraf in het geheel niet verricht. De veroordeelde is immers de over de uitvoering van de taakstraf gemaakte afspraken niet nagekomen, nu hij meermalen niet op het groepsproject is verschenen, zelfs niet na een waarschuwing. Het openbaar ministerie heeft vervolgens de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen en hiervan aan de veroordeelde op 19 oktober 2018 kennis gegeven.
De veroordeelde heeft een bezwaarschrift ingediend dat is gedateerd 17 oktober 2018 en is op 18 oktober 2018 ter griffie ingekomen. Het bezwaarschrift houdt in dat klager op enig moment weliswaar niet meer heeft voldaan aan zijn verplichting om de taakstraf te verrichten, maar daaraan niet een gebrek aan goede wil ten grondslag ligt; hij is bereid en in staat om zijn taakstraf alsnog te vervullen.
Ter terechtzitting heeft het hof kennis genomen van de door de veroordeelde opgegeven redenen waarom hij meermalen niet op het groepsproject is verschenen en van hetgeen is aangevoerd over zijn persoonlijke omstandigheden. Gelet op de verscheidene kansen die veroordeelde zijn geboden en die hij niet heeft aangepakt, ziet het hof ook rekening houdend met hetgeen vanwege de veroordeelde is aangevoerd geen aanleiding het bezwaar tegen de beslissing van het openbaar ministerie gegrond te verklaren.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaarschrift ongegrond dient te worden verklaard.

Beslissing

Het hof:
Verklaart het bezwaarschrift ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr. M. Iedema, mr. E. Mijnsberge en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 november 2018.
Mr. E. Mijnsberge is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.