ECLI:NL:GHAMS:2018:4235

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
001024-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na niet-naleving van bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde, geboren in 1995, was eerder op 12 februari 2018 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, onder bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden omvatten onder andere een meldplicht bij Reclassering Nederland en medewerking aan begeleiding en diagnostiek.

De advocaat-generaal vorderde de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, omdat de veroordeelde zich niet aan de opgelegde voorwaarden had gehouden. Uit een voortgangsverslag van 30 oktober 2018 bleek dat de veroordeelde meerdere keren niet was verschenen op afspraken zonder tegenbericht. Hoewel hij op een gegeven moment een meer gemotiveerde houding leek aan te nemen, was er twijfel over zijn eerlijkheid met betrekking tot zijn dagbesteding.

Het hof oordeelde dat de niet-naleving van de bijzondere voorwaarden volledig aan de veroordeelde te wijten was. Gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, besloot het hof de vordering van de advocaat-generaal toe te wijzen en de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee maanden ten uitvoer te leggen. De beslissing werd genomen door de rechters M. Iedema, E. Mijnsberge en M.J.A. Duker, en is uitgesproken in de openbare terechtzitting.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF AMSTERDAM
rekestnummer: 001024-18
parketnummer: 23-001861-17
BESLISSING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Naar aanleiding van de op 5 september 2018 ter griffie van dit gerechtshof ingekomen vordering van de advocaat-generaal bij dit hof d.d. 27 augustus 2018 betreffende het op 27 februari 2018 onherroepelijk geworden arrest van dit gerechtshof van
12 februari 2018in de strafzaak onder bovenvermeld parketnummer tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum] 1995,
adres: [adres]
bij welk arrest voornoemde [verdachte] is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met bevel dat een op 2 maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de bijzondere voorwaarde inhoudende – kort weergegeven–
-meldplicht bij Reclassering Nederland,
-meewerken aan realiseren/behouden van een dagbesteding,
-meewerken aan eventuele begeleiding door een instantie als Indaad/IFA en
-indien nodig meewerken aan diagnostiek en eventueel daaruit voortkomende interventies,
is het hof tot een beslissing gekomen.

Inhoud van de vordering

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep de tenuitvoerlegging van de bij voornoemd arrest voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden gevorderd.

Procesgang

Het hof heeft kennis genomen van de bij de vordering overgelegde stukken in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer, waaronder een voortgangsverslag van 30 oktober 2018 en een Adviesrapport van 29 juni 2018 van [naam 1] en [naam 2] , werkzaam bij Reclassering Nederland, en heeft ter openbare terechtzitting van 2 november 2018 naast [naam 1] van Reclassering Nederland, ook de advocaat-generaal, de veroordeelde en zijn raadsman mr. Stam gehoord.
De veroordeelde en zijn raadsman zijn verschenen.

Beoordeling

De in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering bedoelde mededeling betreffende voornoemd op tegenspraak gewezen arrest is op 27 februari 2018 aan veroordeelde verzonden.
De vordering is tijdig door de advocaat-generaal ingesteld.
Uit voornoemd Adviesrapport van 29 juni 2018 is gebleken dat de veroordeelde meerdere malen meldplichtafspraken niet is nagekomen, meestal zonder enig tegenbericht. Hierop is op 17 mei 2018 een officiële waarschuwing verstuurd naar de betrokkene met een nieuwe afspraak. De betrokkene is op deze afspraak en de opvolgende afspraak wederom niet verschenen, zonder tegenbericht.
Uit het opvolgende Voortgangsverslag toezicht van 30 oktober 2018 is gebleken dat de veroordeelde een meer gemotiveerde houding heeft aangenomen en, op een enkele keer na, zijn meldplichtafspraken na is gekomen. In het verslag wordt geschreven dat de reclassering van plan is om betrokkene een laatste kans te geven, maar naar aanleiding van het contact met zijn mentor Smit op 30 oktober 2018 is de indruk ontstaan dat betrokkene niet eerlijk is geweest over zijn dagbesteding.
De reclassering ziet op dit moment geen meerwaarde in toezicht daar betrokkene zich sociaal wenselijk opstelt en niet intrinsiek gemotiveerd is voor gedragsverandering.
Ter terechtzitting heeft voornoemde Hoekstra het voorgaande bevestigd en is ook gebleken dat de betrokkene is uitgeschreven van zijn studie, nu hij ook daar meermalen zonder tegenbericht niet is verschenen.
Gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, acht het hof termen aanwezig te gelasten dat de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, nu het er – gelet op het voorgaande – voor wordt gehouden dat het geheel en al aan de veroordeelde zelf te wijten is dat hij zich niet heeft gehouden aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden.

Beslissing

Het hof:
Wijst toe de vordering van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van 12 februari 2018 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Deze beslissing is genomen door mr. M. Iedema, mr. E. Mijnsberge en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 november 2018.
Mr. E. Mijnsberge is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.