ECLI:NL:GHAMS:2018:4234

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
23-002134-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding gebiedsverbod en ontoerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 6 juni 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in Suriname in 1960, was in hoger beroep gegaan tegen meerdere tenlasteleggingen die betrekking hadden op het niet naleven van gebiedsverboden in Amsterdam. De tenlasteleggingen betroffen verschillende overtredingen van de Algemene Plaatselijke Verordening, waarbij de verdachte opzettelijk niet voldeed aan bevelen van de burgemeester om zich uit bepaalde overlastgebieden te verwijderen. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw van de verdachte, die aanvoerde dat de verdachte door een ziekelijke stoornis niet in staat was om de gevolgen van zijn handelen te overzien. Het hof heeft de bewijsvoering beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte lijdend is aan een verstandelijke beperking en andere psychische stoornissen, waardoor hij niet in staat was om de opgelegde gebiedsverboden te begrijpen en na te leven. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. Het vonnis van de politierechter is vernietigd en de verdachte is vrijgesproken van de overige tenlasteleggingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002134-17
datum uitspraak: 16 november 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 juni 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-266497-16 (zaak A) en 13-027955-17 (zaak B) en 13-027346-17 (zaak C) en 13-047725-17 (zaak D) en 13-072478-17 (zaak E) en 13-078381-17 (zaak F) en 13-082244-17 (zaak G) en 13-090946-17 (zaak H) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1960,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A:
hij op of omstreeks 27 december 2016 te 19:50 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 3 Zuidoost , althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Zaak B:
hij op of omstreeks 12 februari 2017 te 20:10 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 3, Zuidoost, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden (ingaande 17 december 2016 te 00.01 uur) niet meer te bevinden.
Zaak C:
hij op of omstreeks 10 februari 2017 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 2016/8590 gedaan krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, door de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 17 december 2016 tot en met 16 maart 2017 niet mocht bevinden in/op Overlastgebied 3 (Zuid-Oost), immers bevond hij, verdachte, zich op op 10 februari 2017 te 19.35 uur opzettelijk in/op de Kuilsenhofweg te Amsterdam, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied.
Zaak D:
hij op of omstreeks 10 maart 2017 te 17:15 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 3 Zuidoost , althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Zaak E:
hij op of omstreeks 18 april 2017 te 17:52 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Zuidoost, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Zaak F:
hij op of omstreeks 28 april 2017 te 21.35 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 3 Zuidoost, althans uit een door de
burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Zaak G (gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging):
hij op of omstreeks 4 mei 2017 te Amsterdam, althans in Nederland opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 2017/2194 gedaan krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, door de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 15 april 2017 tot en met 14 juli 2017 niet mocht bevinden in/op Overlastgebied 3 (Zuid-Oost), immers bevond hij, verdachte, zich op 04 mei 2017 om 20.55 uur opzettelijk in/op de Bijlmerplein [nummer 1] te Amsterdam, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied.
Zaak H:
hij op of omstreeks 18 mei 2017 te Amsterdam, althans in Nederland opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 2017/2194 gedaan krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, door de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 15 april 2017 tot en met 14 juli 2017 niet mocht bevinden in/op Overlastgebied 3 (Zuid-Oost), immers bevond hij, verdachte, zich op 18 mei 2017 om 22:46 uur opzettelijk in/op de Bijlmerplein [nummer 2] te Amsterdam, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft op basis van het over de verdachte opgemaakte neuropsychologisch en psychologisch Pro Justitia rapport van 19 maart 2018 van [naam], neuropsycholoog/ gezondheidszorgpsycholoog aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het niet voldoen aan de in de tenlastelegging bedoelde bevelen.
Het hof verwerpt dit verweer omdat het op basis van het betreffende rapport - zoals zal blijken uit het vervolg van dit arrest - weliswaar oordeelt dat de tenlastegelegde feiten de verdachte niet kunnen worden toegerekend, maar nog niet tot het oordeel komt dat bij de verdachte ten tijde van de betreffende gedragingen elk inzicht in de draagwijdte van zijn handelen heeft ontbroken, terwijl voorts blijkt dat de verdachte met de (inhoud van de) bevelen bekend is geweest.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A tot en met H ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
hij op 27 december 2016 te 19:50 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 3 Zuidoost, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Zaak B:
hij op 12 februari 2017 te 20:10 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 3 Zuidoost, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden (ingaande 17 december 2016 te 00.01 uur) niet meer te bevinden.
Zaak C:
hij op 10 februari 2017 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 2016/8590 gedaan krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening door de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 17 december 2016 tot en met 16 maart 2017 niet mocht bevinden in/op Overlastgebied 3 (Zuid-Oost), immers bevond hij, verdachte, zich op 10 februari 2017 te 19.35 uur opzettelijk in/op de Kuilsenhofweg te Amsterdam.
Zaak D:
hij op 10 maart 2017 te 17:15 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 3 Zuidoost, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Zaak E:
hij op 18 april 2017 te 17:52 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Zuidoost, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Zaak F:
hij op 28 april 2017 te 21.35 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 3 Zuidoost, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Zaak G:
hij op 4 mei 2017 te Amsterdam, althans in Nederland opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 2017/2194 gedaan krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening door de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 15 april 2017 tot en met 14 juli 2017 niet mocht bevinden in/op Overlastgebied 3 (Zuid-Oost), immers bevond hij, verdachte, zich op 04 mei 2017 om 20.55 uur opzettelijk in/op de Bijlmerplein [nummer 1] te Amsterdam, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied.
Zaak H:
hij op 18 mei 2017 te Amsterdam, althans in Nederland opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 2017/2194 gedaan krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening door de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen van 15 april 2017 tot en met 14 juli 2017 niet mocht bevinden in/op Overlastgebied 3 (Zuid-Oost), immers bevond hij, verdachte, zich op 18 mei 2017 om 22:46 uur opzettelijk in/op de Bijlmerplein [nummer 2] te Amsterdam, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaken A tot en met H bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat, indien een bewezenverklaring volgt, de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de overtreding van de gebiedsverboden de verdachte wegens zijn ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling niet kan worden toegerekend. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling de daad overwegend heeft beheerst. Zij heeft in dit verband mede een beroep gedaan op het over de verdachte opgemaakte Pro Justitia rapport van 19 maart 2018.
Ook de advocaat-generaal vordert, naar aanleiding van voornoemde rapportage, dat de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof staat voor de vraag of op basis van de stukken van het procesdossier de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde kan worden vastgesteld, en of een causaal verband kan worden vastgesteld tussen die eventuele ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en het handelen van de verdachte.
Het hof heeft kennisgenomen van het over de verdachte opgemaakte neuropsychologisch en psychologisch Pro Justitia rapport van 19 maart 2018 van [naam], neuropsycholoog/ gezondheidszorgpsycholoog.
Het rapport, opgemaakt door [naam], houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als conclusie:
Bij betrokkene is sprake van een verstandelijke beperking met bijpassend vroegkinderlijk sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau, een neuropsychologisch disexecutief syndroom en geheugenstoornissen. Hierdoor heeft hij onvoldoende stabiel besef van de betekenis van het opgelegde gebiedsverbod, kan hij de aanwezigheid van het gebiedsverbod niet stabiel en op eigen kracht in gedachten houden en herinneren, en kan hij niet zelfstandig zijn gedrag adequaat sturen, organiseren en aanpassen aan het gebiedsverbod. De doorwerking van de vastgestelde beperkingen en stoornissen in het tenlastegelegde gedrag is oorzakelijk, overheersend en onontkoombaar. Geadviseerd wordt daarom het tenlastegelegde geheel niet toe te rekenen.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de verdachte lijdend is aan een ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling. Naar het oordeel van het hof is voldoende informatie voorhanden om te constateren dat dit ook zo was ten tijde van het tenlastegelegde en dat de verdachte de hem verweten gedraging onder invloed van die stoornis heeft begaan. Een en ander brengt mee dat de verweten gedraging niet aan de verdachte kan worden toegerekend.
Het hof is, met de advocaat-generaal en raadsman, van oordeel dat de verdachte ten aanzien van het in de zaken A tot en met H bewezen verklaarde niet strafbaar is en dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaken A tot en met H ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaken A tot en met H bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. E. Mijnsberge en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 november 2018.
Mr. E. Mijnsberge is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]
.