Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Tussen partijen vaststaande feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
5.Beoordeling van het geschil
Hof: nader stuk van belanghebbende van 25 november 2017) dat hij in 2013 een aanvullende verzekering heeft afgesloten van [naam verzekeraar]. Deze verzekering vergoedt 27 fysiotherapiebehandelingen per jaar. Omdat belanghebbende in 2013 68 fysiotherapie behandelingen heeft gehad stelt hij dat de kosten van de andere 41 behandelingen voor aftrek in aanmerking komen. Dit is niet juist. Uit navraag bij de verzekeringsmaatschappij blijkt dat er na 20 behandelingen voor dezelfde indicatie sprake is van een chronische aandoening. De eerste 20 behandelingen worden uit de aanvullende verzekering betaald en de verdere behandelingen uit de basisverzekering. Indien belanghebbende onder behandeling is voor verschillende indicaties wordt per indicatie vanaf de 21 behandeling een vergoeding verstrekt uit de basisverzekering.
enop hem hebben gedrukt. Ten aanzien van de uitgaven voor fysiotherapie is tussen partijen niet meer in geschil dat ter zake uitgaven zijn gedaan (totaal € 2.160). Partijen verschillen evenwel van inzicht of een deel van deze uitgaven (volgens belanghebbende 41 x € 31,75= € 1301,75) op belanghebbende drukken. Nu dit gemotiveerd door de inspecteur wordt betwist ligt het op de weg van belanghebbende hierover duidelijkheid te verschaffen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door een (totaal) vergoedingenoverzicht van de verzekeringsmaatschappij. Nu belanghebbende dit niet heeft gedaan, terwijl dit wel op zijn weg lag, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat voornoemd deel van de uitgaven voor fysiotherapie op hem (geheel dan wel gedeeltelijk) heeft gedrukt. Belanghebbendes betoog dat de verstrekking van een dergelijk overzicht hem veel te ver gaat (“wat moet de belastingdienst met deze informatie”) baat hem niet.