ECLI:NL:GHAMS:2018:3827

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2018
Zaaknummer
23-000794-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van straatroof en openlijke geweldpleging; bewezenverklaring van bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht; oplegging van taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak in eerste aanleg. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd op 11 juli 2017 en 5 oktober 2018, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.

De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal met geweld en openlijke geweldpleging, gepleegd op 3 september 2016 te Amsterdam, en bedreiging van een ander met een misdrijf tegen het leven gericht op 26 september 2015. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor de nauwe en bewuste samenwerking bij de straatroof en heeft de verdachte vrijgesproken van dit feit. Echter, de bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht is wel bewezen verklaard, waarbij het hof de verklaringen van de aangever en getuigen als voldoende betrouwbaar heeft beoordeeld.

De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling bij een instelling voor ambulante forensische zorg. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het onder 1 ten laste gelegde feit. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000794-17
datum uitspraak: 19 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-741187-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres 1].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 juli 2017 en 5 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover thans in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 3 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pet en/of een ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), naar voornoemde [slachtoffer 1] is/zijn toegegaan en/of toegelopen en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben ingesloten en/of voornoemde [slachtoffer 1] bij de keel en/of de nek heeft/hebben vastgepakt en/of vastgegrepen en/of de keel van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben dichtgeknepen en/of dichtgehouden en/of voornoemde [slachtoffer 1] door elkaar heeft/hebben geschud en/of voornoemde [slachtoffer 1] (tegen een muur) heeft/hebben geduwd en/of voornoemde pet en/of ketting van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben afgetrokken en/of afgerukt;
en/of
hij op of omstreeks 3 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Oudezijds Voorburgwal en/of de Bloedstraat, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen, welk geweld bestond uit - het insluiten en/of omsingelen van [slachtoffer 1] en/of - het bij de keel en/of de nek vastpakken en/of vastgrijpen van [slachtoffer 1] en/of - het dichtknijpen en/of dichthouden van de keel van [slachtoffer 1] en/of - het door elkaar schudden van [slachtoffer 1] en/of - het aftrekken en/of afrukken van een ketting van [slachtoffer 1] terwijl dit door hem gepleegde geweld enig letsel en/of vernieling ten gevolge heeft gehad;
3:
hij op of omstreeks 26 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga jouw kinderen niet vermoorden, maar jou wel. Jou ga ik wel vermoorden, dat zweer ik op mijn moeder" en/of "Ik ga je vermoorden" en/of "Ik zweer het op mijn moeder, ik maak je dood", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte op 3 september 2016 te Amsterdam nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen bij de straatroof, noch dat hij in dat verband significant heeft bijgedragen aan een openlijke geweldpleging.
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de waarnemingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ten aanzien van het duwen van aangever door de verdachte en het schichtig om zich heen kijken van aanzienlijke afstand zijn gedaan in de vroege nacht van vrijdag op zaterdag op een druk bezochte Oudezijds Achterburgwal, terwijl deze waarnemingen afwijken van de verklaringen van de aangever. Die laatste verklaart slechts over het ‘afschermen’ door de verdachte zonder dat nader is omschreven waar dat afschermen uit bestond.
De waarnemingen door de verbalisanten en aangever van het gedrag van onder anderen de verdachte voorafgaand aan en na afloop van het tenlastegelegde bieden onvoldoende steun voor een vaststelling dat hierbij sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij de straatroof of een significante bijdrage aan de openlijke geweldpleging.
Het hof merkt op dat het ook niet tot een andere waardering van het bewijs komt door de omstandigheid dat de aangever ruim een jaar later bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat “dader 3 en 4”, onder wie kennelijk ook de verdachte, “om zich heen keken om te kijken of er nog politie bij was” en – op de vraag waaruit de aangever dat opmaakte – “dat zij andere mensen tegenhielden die zich ermee wilden bemoeien”, alsmede dat hij “dader 3 en 4 [hoorde] zeggen tegen dader 1 en 2: ‘er is geen politie’”. Ook de onderdelen van deze nadere verklaring vinden onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring te komen van hetgeen ten laste is gelegd.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bespreking van een ter terechtzitting gevoerd verweer ten aanzien van feit 3

De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van de aan hem ten laste gelegde bedreiging. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de aangifte onvoldoende ondersteuning vindt in het dossier en dat aangever wisselende verklaringen heeft afgelegd over de gebezigde woorden.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof komen de verklaringen van de aangever [slachtoffer 2] (proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 26 september 2015) en de verklaring van getuige [getuige] (proces-verbaal van verhoor [getuige] van 26 september 2015) op essentiële punten overeen. Uit die verklaringen volgt dat de verdachte aangever heeft bedreigd met een levensdelict. Zo verklaart de aangever dat de verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij hem ging vermoorden. Ook de getuige [getuige] verklaart bij de politie, hetgeen zij bevestigt bij de raadsheer-commissaris, dat zij de verdachte tegen aangever heeft horen zeggen dat hij hem gaat vermoorden. Dat de aangever tijdens het verhoor bij de raadsheer-commissaris – meer dan twee jaar na de pleegdatum van het onderhavige feit – anders verklaart ten aanzien van de door de verdachte gebezigde bewoordingen maakt dat niet anders, mede gelet op het feit dat de aangever ten aanzien van de overige omstandigheden van het incident gelijkluidend en consistent heeft verklaard.
Het hof verwerpt het verweer en acht het feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3:
hij op 26 september 2015 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga jouw kinderen niet vermoorden, maar jou wel. Jou ga ik wel vermoorden, dat zweer ik op mijn moeder".
Hetgeen onder 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 (diefstal met geweld in vereniging en openlijke geweldpleging met vernieling tot gevolg) en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de aan hem onder 1 ten laste gelegde openlijke geweldpleging en de aan hem onder feit 3 ten laste gelegde bedreiging zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daarbij oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het rapport van 17 september 2018.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft tijdens een verhitte discussie bedreigende woorden tegen aangever geuit. Door zijn handelen heeft de verdachte bij aangever gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. Blijkens een de verdachte betreffend – zeer uitgebreid – uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 september 2018 is hij eerder ter zake van een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld, zij het langere tijd geleden.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting bepleit geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen, omdat hij zijn woning kan kwijtraken. Voorts heeft zij naar voren gebracht dat het leven van de verdachte een omslag heeft doorgemaakt, onder meer gelet op het feit dat hij een baan heeft, onder toezicht staat en zich goed houdt aan de afspraken.
Op 17 september 2018 heeft de heer [naam], namens Reclassering Nederland, een rapport omtrent de verdachte uitgebracht. Daaruit en uit hetgeen voornoemde toezichthouder op de terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, komt naar voren dat de verdachte een grote omslag in zijn leven heeft gemaakt en de afspraken met de reclassering goed nakomt. De hulpverlenende instanties zijn zeer positief over de verdachte. Alhoewel de alcoholproblematiek een aandachtspunt blijft, lijkt de verdachte gemotiveerd om aan zichzelf te werken en een delictvrij bestaan op te bouwen. Met name nu de verdachte eindelijk stabiele huisvesting heeft staat er veel op het spel voor hem. Namens de reclassering heeft de heer Wijk een geheel voorwaardelijke straf geadviseerd.
Gelet op het vorenstaande, alsmede op het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde feit en de vrijspraak voor feit 1 op de tenlastelegging, zal het hof als stok achter de deur dan wel steun in de rug, om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen, een geheel voorwaardelijke taakstraf opleggen en in het geheel geen gevangenisstraf. De verdachte lijkt een positieve wending aan zijn leven te hebben gegeven, maar heeft nog een aantal hobbels te nemen. Het hof is van oordeel dat de bijzondere voorwaarden – zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies van 17 september 2018 - hem daarbij kunnen en zo nodig moeten helpen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 120,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen en zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich te melden bij de reclassering van het Leger des Heils op de [adres 2], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht zal meewerken aan behandeling bij een instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen dan wel maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen te geven door of namens de reclassering met betrekking tot ambulante begeleiding bij praktische zaken.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen te geven door of namens de reclassering die zien op het vinden van een dagbesteding.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. M. Iedema en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 oktober 2018.
[…]