ECLI:NL:GHAMS:2018:3826

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2018
Zaaknummer
23-001079-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging en aanvulling van strafmotivering in hoger beroep tegen vonnis politierechter

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 13 maart 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1970, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarbij hij was veroordeeld voor de import van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 oktober 2018 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het recente overlijden van zijn vader en moeder, aanleiding zouden moeten geven om de opgelegde straf te matigen. De raadsman stelde dat de verdachte niet terug was gekomen van een weekendverlof en naar het buitenland was vertrokken, wat de situatie bemoeilijkte.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met een aanvulling op de strafmotivering. Het hof heeft vastgesteld dat de opgelegde straf hoger is dan de LOVS-oriëntatiepunten suggereren, maar dat gezien de herhaaldelijke recidive van de verdachte voor soortgelijke feiten, de straf passend en geboden is. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de straf te verlagen, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op 19 oktober 2018.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001079-18
datum uitspraak: 19 oktober 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer
15-039024-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
BRP-adres: [adres 1],
domicilie kiezende ten kantore van diens raadsman mr. T.H. Kapinga, [adres 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de strafmotivering als hierna volgend aanvult. Hetgeen de raadsman voor het overige ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd, brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Aanvulling van de strafmotivering
De raadsman heeft namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de LOVS-oriëntatiepunten aanleiding geven de straf zoals opgelegd in eerste aanleg te matigen.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte niet terug is gekomen van een weekendverlof in het kader van zijn voorarrest en dat hij – zo heeft de raadsman ter zitting namens hem medegedeeld – is vertrokken naar het buitenland. De vader van de verdachte is recentelijk overleden en een verlof voor diens begrafenis was niet gegeven, waarna nu ook zijn moeder is overleden en hij bij haar begrafenis wilde zijn, aldus de raadsman. Dat de verdachte zich inmiddels weer bij het detentiecentrum heeft gemeld of daarmee contact heeft opgenomen, is niet gebleken.
Hoewel het hof oog heeft voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die door de raadsman naar voren zijn gebracht, ziet het daarin geen grond om een lagere straf op te leggen dan reeds door de politierechter is opgelegd.
Het hof stelt voorts vast dat de door de politierechter opgelegde straf enigszins hoger is dan de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) suggereren. In die oriëntatiepunten ligt besloten dat voor de import van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne geen andere dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in aanmerking komt. Het hof acht de hoogte van de door de politierechter opgelegde straf in dit geval passend en geboden, gelet op de herhaaldelijke recidive van de verdachte voor soortgelijke feiten, zoals blijkt uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 september 2018.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 oktober 2018.
[…]