ECLI:NL:GHAMS:2018:3712

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
23-001845-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van een fiets

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 31 maart 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1967, was beschuldigd van diefstal van een fiets (Gazelle) op 13 mei 2014 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft hem vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De verdachte is strafbaar bevonden en het hof heeft de straf bepaald op een geldboete van € 150, subsidiair drie dagen hechtenis. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke geldboete van € 150 geëist, met een proeftijd van één jaar. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die in een verpleeghuis verblijft en beperkte financiële middelen heeft.

Daarnaast heeft de benadeelde partij, [slachtoffer], een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 542, welke door het hof is vastgesteld op € 150, rekening houdend met de afschrijving van de fiets. De verdachte is verplicht deze schade te vergoeden in drie termijnen van € 50. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde, en heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige afgewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001845-18
datum uitspraak: 9 oktober 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-266456-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 september 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 mei 2014 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (Gazelle), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 mei 2014 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, Gazelle, toebehorende aan [slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 150, subsidiair drie dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 150, subsidiair drie dagen hechtenis, met een proeftijd van één jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets. Fietsendiefstal veroorzaakt hinder, schade en ergernis voor de benadeelde. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 september 2018 is hij eerder ter zake van soortgelijke misdrijven onherroepelijk veroordeeld.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die thans in een verpleeghuis is opgenomen en amper over financiële middelen kan beschikken, ziet het hof aanleiding de in eerste aanleg opgelegde en in hoger beroep gevorderde gelboete in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Het hof acht dan ook, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 542. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof stelt dat bedrag – mede gelet op de afschrijving vanwege de ouderdom van de fiets en de accessoires – vast op
€ 150. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden, zodat de vordering in zoverre zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. In de financiële situatie van de verdachte ziet het hof aanleiding te bepalen dat de verdachte voornoemd bedrag in drie tweemaandelijkse termijnen van € 50 mag betalen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36f en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 150 (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 150 (honderdvijftig euro)ter zake van materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 150 (honderdvijftig euro)als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de schadevergoeding mag worden voldaan in
3 (drie) termijn(en)van elk
2 maanden, telkens groot
€ 50 (vijftig euro).
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. A.M. van Woensel en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
I.J.A. Barends en mr. F. van den Brink, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 oktober 2018.
Mr. Van Woensel en mr. Postma zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[… ]
.