ECLI:NL:GHAMS:2018:3691
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het hoger beroep inzake voorlopige hechtenis en recidivegevaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 september 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1990 en thans verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, die op 12 september 2018 een bevel tot zijn gevangenhouding had gegeven. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de advocaat-generaal de zaak toegelicht en is de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Nieuwburg. De raadsman heeft een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend.
Het hof heeft de beschikking waarvan beroep in zijn geheel bekeken en de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis bestudeerd. De verdachte had eerder in 2008 een gevangenisstraf van drie jaar gekregen voor een groot aantal inbraken en was nu opnieuw verdacht van een woninginbraak in 2017. De verdachte heeft verklaard dat zijn situatie is veranderd sinds zijn eerdere veroordeling, maar heeft niet kunnen uitleggen waarom hij opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende inzicht is in de beweegredenen van de verdachte, waardoor de vrees voor recidive gerechtvaardigd is.
Op basis van deze overwegingen heeft het hof besloten om het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen en het beroep tegen de beschikking van de rechtbank te verwerpen. De beslissing is genomen in raadkamer en is op dezelfde dag, 26 september 2018, gepubliceerd.