ECLI:NL:GHAMS:2018:3676

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2018
Publicatiedatum
12 oktober 2018
Zaaknummer
13/654141-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voorlopige hechtenis en schorsingsverzoek in verband met recidivegevaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 24 september 2018, die een bevel tot gevangenhouding van de verdachte inhield. De verdachte, geboren in 1987 en thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van de verdachte een mondeling verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis gedaan. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld en de gronden waarop deze berust, overgenomen. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, die betrokken lijkt te zijn bij professionele en grootschalige drugshandel. Het ontbreken van een reguliere inkomstenbron wekt de vrees dat de verdachte bij vrijlating opnieuw in de criminaliteit zal vervallen, wat een gevaar vormt voor de gezondheid en veiligheid van anderen. Daarom is de recidivegrond gehandhaafd.

Daarnaast heeft het hof overwogen dat het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis moet worden afgewezen. De belangen van de verdachte wegen niet op tegen de maatschappelijke veiligheid, die in het bevel tot gevangenhouding zijn aangewezen. Het hof benadrukt dat de verdachte wordt verdacht van een feit dat lijkt te zijn gepleegd in georganiseerd verband en dat het onderzoek naar deze zaak nog gaande is. Het is van belang dat dit onderzoek ongestoord kan plaatsvinden. De beslissing van het hof is om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis te verwerpen.

Uitspraak

13/654141-18
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 24 september 2018, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van
25 september 2018, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman, mr. G.N. Weski.
Bij de behandeling in raadkamer heeft de raadsman namens de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust. Met betrekking tot de ernstige bezwaren neemt het hof de daartoe door de rechtbank gegeven motivering over.
Gelet op de hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen, de geldbedragen en de kennelijke betrokkenheid hierbij van meerdere personen, onder wie de verdachte, is er aanleiding voor de verdenking dat de verdachte een rol heeft gespeeld bij de professionele en grootschalige handel in drugs. In een dergelijk geval, en bij het ontbreken van gegevens over een boven iedere verdenking verheven reguliere inkomstenbron van de verdachte, is de vrees gerechtvaardigd dat de verdachte bij vrijlating opnieuw zich daarmee bezig zal houden en aldus een gevaar vormt voor de gezondheid of veiligheid van personen. De recidivegrond wordt daarom gehandhaafd
Met betrekking tot de onderzoeksgrond overweegt het hof dat deze gehandhaafd blijft, nu de advocaat-generaal aannemelijk heeft gemaakt dat nog onderzoekshandelingen worden verricht waarvoor continuering van de voorlopige hechtenis is vereist.

13.654141-18

Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek moet worden afgewezen, omdat het belang dat de verdachte heeft bij zijn invrijheidstelling niet opweegt tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot zijn gevangenhouding zijn aangewezen, welke ook thans nog grond geven tot voortduring van zijn vrijheidsbeneming. De verdachte wordt verdacht van een feit dat lijkt gepleegd te zijn in georganiseerd verband. Het onderzoek daarnaar is nog gaande. Gelet op de ernst van het feit acht het hof het van belang dat dit onderzoek ongestoord plaats kan vinden.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 10 oktober 2018 in raadkamer van dit hof door
mr. M. Iedema, voorzitter,
mrs. J.L. Bruinsma en H.F. van Kregten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 10 oktober 2018,
de advocaat-generaal