ECLI:NL:GHAMS:2018:3647
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Voorlopige hechtenis en vluchtgevaar in mensenhandelzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 augustus 2018. De rechtbank had de vordering tot gevangenhouding van de verdachte afgewezen. De verdachte, geboren in Roemenië in 1995 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd verdacht van mensenhandel. De officier van justitie stelde hoger beroep in tegen de afwijzing van de vordering.
Het hof heeft de stukken van de zaak bestudeerd en gehoord de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. C.J.J. Visser. Het hof oordeelde dat er ernstige bezwaren zijn dat de verdachte een kwetsbare minderjarige heeft meegenomen om te bedelen, wat ernstige verdenkingen van mensenhandel met zich meebrengt. Bovendien bleek uit het dossier dat de verdachte door Europa reist en in Nederland geen vast adres heeft, wat het hof deed concluderen dat er vluchtgevaar aanwezig is.
Op basis van deze overwegingen heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en de vordering tot gevangenhouding van de verdachte voor de duur van 90 dagen toegewezen. Deze beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren, evenals de griffier, mr. S. Grote Ganseij. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.