In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen twee (oud)notarissen. De klacht betreft het opstellen en passeren van een testament voor haar verstandelijk beperkte broer, waarbij klaagster stelt dat hij niet wilsbekwaam was. Het Gerechtshof Amsterdam heeft eerder een tussenbeslissing genomen waarin de notarissen de gelegenheid kregen om zich schriftelijk uit te laten. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 mei 2018 is de oud-notaris overleden, wat invloed heeft op de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat de klacht tegen de oud-notaris niet-ontvankelijk verklaard moet worden vanwege zijn overlijden. Wat betreft de klacht tegen de notaris, heeft het hof geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de notaris niet zorgvuldig heeft gehandeld bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van de broer van klaagster. De klacht van klaagster tegen de notaris is ongegrond verklaard, en de eerdere beslissing is bevestigd. Het hof heeft daarbij de relevante feiten en de zorgvuldigheidseisen voor notarissen in overweging genomen, evenals de beschikbare medische rapporten over de wilsbekwaamheid van de broer.