In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikkingen van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een verzoek van appellante om vergoeding van kosten die zij heeft gemaakt in het kader van een klaagschriftprocedure, na de inbeslagname van haar hond, die betrokken was bij meerdere bijtincidenten. De rechtbank had appellante op 4 december 2017 niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken, omdat de strafzaak nog niet was geëindigd. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de inbeslagname van de hond op 29 juni 2017 en de verschillende rapporten over het gedrag van de hond. Het hof oordeelde dat de kosten voor de rapportage van de Universiteit van Utrecht, die de noodzaak van euthanasie concludeerde, voor vergoeding in aanmerking komen, maar dat de overige kosten, die voornamelijk betrekking hebben op de training van de hond, niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de rechtbank appellante ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar verzoek om kostenvergoeding voor rechtsbijstand in de beklagprocedure. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en aan appellante een vergoeding van € 830,00 toegekend voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift. De uiteindelijke beslissing van het hof was om de verzoeken van appellante gedeeltelijk toe te wijzen en de beschikking van de rechtbank te vernietigen.