In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2017. De verdachte, geboren in 1956, was geconfronteerd met beschuldigingen van ontuchtige handelingen jegens een 15-jarig slachtoffer, waarbij hij als conciërge op de school van het slachtoffer werkzaam was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar heeft wel een nadere overweging toegevoegd met betrekking tot de strafmaat en de bewijsmiddelen. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar het hof oordeelde dat de verdachte met seksuele intentie handelde. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer betastte in diens schaamstreek, wat volgens het hof een ontuchtige handeling oplevert. Het hof heeft ook overwogen dat de bijzondere voorwaarden die aan de verdachte waren opgelegd, niet gewijzigd hoeven te worden, ondanks dat de verdachte een behandeling bij De Waag volgt. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak en de context waarin de handeling plaatsvond.