ECLI:NL:GHAMS:2018:3549

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
3 oktober 2018
Zaaknummer
23-000207-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van vernieling van een auto

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van het ten laste gelegde verlaten van de plaats van een ongeval. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte, dat mede gericht was tegen deze vrijspraak, niet-ontvankelijk verklaard voor zover het betrekking had op de vrijspraak van het tweede cumulatief ten laste gelegde feit. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een auto (Fiat Stilo) toebehorende aan een ander. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 maart 2016 te Amsterdam met haar auto tegen de auto van de aangever is gereden, wat schade heeft veroorzaakt. De verklaringen van onafhankelijke getuigen zijn als betrouwbaar beoordeeld, en het hof heeft geoordeeld dat de opzettelijkheid en wederrechtelijkheid van de handeling bewezen zijn. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 500,- of 10 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals met de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000207-18
datum uitspraak: 28 september 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-067794-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 september 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Met de advocaat-generaal en de raadsman leest het hof de tenlastelegging aldus dat de daar omschreven delicten dienen te worden begrepen als cumulatief ten laste gelegd. De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde verlaten plaats ongeval. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze vrijspraak geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van het tweede cumulatief ten laste gelegde.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, dat:
zij op of omstreeks 29 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Fiat Stilo met kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde, nu noch de opzettelijkheid noch de wederrechtelijk van de handeling bewezen kan worden verklaard. De raadsman heeft – kort gezegd – bepleit dat de verdachte handelde in een schrikreactie, veroorzaakt door een klap op de voorruit van haar auto voorafgaand aan het incident.
Het hof overweegt als volgt.
Vast staat dat de verdachte met haar auto op 29 maart 2016 te Amsterdam tegen de auto van [slachtoffer 1] is gereden en daarbij schade aan deze auto heeft veroorzaakt. In het dossier bevinden zich verklaringen van getuigen die de aanrijding hebben waargenomen, onder wie [getuige 1] en [getuige 2]. [getuige 1] en [getuige 2] kennen de betrokkenen bij het incident niet en kunnen daarom als onafhankelijke getuigen worden gezien. Het hof kent aan hun verklaringen meer waarde toe dan aan de verklaringen van niet-onafhankelijke getuigen, omdat zij er geen belang bij hebben anders te verklaren dan wat zij daadwerkelijk hebben waargenomen. Getuige [getuige 1] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat zij heeft waargenomen dat [slachtoffer 1], nadat de verdachte met haar auto tegen de auto van [slachtoffer 1] was aangereden en vervolgens was teruggekeerd, probeerde haar te laten stoppen door iets naar haar auto te gooien. Getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat zij zag dat de Fiat 500 optrok en tegen de Stilo aanreed en dat zij niet heeft gezien of er iets aan de aanrijding vooraf is gegaan.
Het hof acht gelet op met name de verklaring van getuige [getuige 1] niet aannemelijk geworden dat [slachtoffer 1] eerst iets op de door de verdachte bestuurde auto heeft gegooid als gevolg waarvan zij onopzettelijk in een schrikreactie met de door haar bestuurde auto tegen de auto van [slachtoffer 1] is gereden. Het hof acht op basis van de verklaring van de aangeefster, ondersteund door de verklaringen van voornoemde getuigen en het daadwerkelijk constateren van schade aan de auto van de aangever, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de beschadiging heeft gepleegd zoals hierna is bewezen verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 29 maart 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Fiat Stilo met kenteken [kenteken]) toebehorende aan [slachtoffer 1] heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Voorwaardelijk verzoek

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht dat – mocht het hof het feit wettig en overtuigend bewezen achten – alsnog de getuige [getuige 2] als getuige wordt opgeroepen. Het hof wijst dit verzoek af en overweegt daartoe dat bij gebreke van een afdoende onderbouwing en ook ambtshalve, de noodzaak deze getuige andermaal te horen niet is gebleken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,- , subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1.000,- subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een personenauto beschadigd. Dit veroorzaakt niet alleen financieel nadeel, maar ook veel ergernis voor de betrokkenen. De verdachte heeft daarmee een gebrek aan respect getoond voor de eigendommen van anderen, wat het hof haar aanrekent.
Het hof heeft kennisgenomen van een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van
7 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, hetgeen het hof in het nadeel van de verdachte meeweegt.
Het hof ziet in het bewezenverklaarde echter – zoals door de advocaat-generaal is gevorderd – geen aanleiding een hogere geldboete op te leggen dan de politierechter heeft gedaan en acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. M.M. van der Nat en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool en D. de Jong, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 september 2018.
Mr. M.M. van der Nat en D. de Jong zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]