Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
€ 450.000,- direct na het overlijden van [S] voor 19 december 2028.
d. Bij brief van 8 juli 2013 heeft Delta Lloyd aan [appellante] geschreven:
“(…) Zoals in de polisvoorwaarden staat geschreven in artikel 13.C, valt de oorzaak van het overlijden onder niet gedekte risico’s. (…)”e. In een brief van dr. [D] , huisarts van [S] , van 29 november 2013 aan de advocaat van [appellante] is opgenomen:
“(…)Journaalregels (…)19.08.2003 (…)(…) zit er door heen, na tegenslag op eigen bedrijf(bollen), slaapt niet, eetlust verminderd, piekert erg veel, te veel en te hard gewerkt, wil eigenlijk al wel stoppen met bedrijf ( familie bedrif) (…)02.09.2003 (…)(…) gaat iets beter, maalt minder en meer vrij (…)18.01.2005 (…)(…) gaat niet goed, wil graag antidepressiva, vader CVA, bedrijf te druk en belatstend, geniet niet, 10 kilo kwijt, slaapt slecht (…)28.01.2005 (…)(…) lijkt iets beter te gaan (…)27.12.2012 (…)(…) Gaat niet goed de laatste 10 dgn. Bollenteelt lijkt te mislukken en overlijden van vader doet er ook niet goed aan. Is afgelopen week op vakantie geweest, maar eerder teruggekomen, omdat het niet het juiste effect had. Heeft niet kunnen genieten. Heeft op de terugweg gedacht om met gezin in het water te rijden. Vanmorgen wederom plannen om een enind aan leven te maken, maar gezin heeft zich hiervan weerhouden. (…)depressief met suïcidale gedachten (…)aanmelden crisisdienst. (…)31.12.2012 (…)(…) Contact gehad met crisisdienst. Tijdens gesprek niet suicidaal ingeschat, waren geode afspraken te maken met dhr en echtgenote. (…) Heeft mirtazipine gekregen (…)”f. Dr. [V] (hierna: [V] ), psychiater, heeft op verzoek van de advocaat van [appellante] de volgende vraag:
“
In verband met de mogelijke aanspraak op de uitkering levensverzekering door de weduwe verzoek ik u mij uw bevindingen mee te delen en – indien dat kan – antwoord te geven op de vraag of bij [S] sprake was van het zich opzettelijk en welbewust van het leven beroven?”bij brief van 8 augustus 2014 als volgt beantwoord:
“(…)Op grond hiervan is mijn oordeel dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat betrokkene zich actief heeft ingezet en gemotiveerd was om minder depressief te worden en dus om een suïcide af te wenden. (…) Op basis van het genoemde geïntegreerde model voor suïcidaal gedrag van stress-kwetsbaarheid en “entrapment” en de aanwezige depressie, aanwijzingen voor ADHD in combinatie met mirtazepine concludeer ik dat er bij betrokkene achteraf beschouwd met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen sprake was van opzettelijk en welbewust handelen met betrekking tot zijn suïcide.(…)”.g. Op verzoek van Delta Lloyd heeft prof. dr. [K] (hierna: [K] ), psychiater, de volgende vraag:
“
Heeft de heer [S] bij de beëindiging van zijn leven gehandeld in een vlaag van acute waanzin (bijvoorbeeld ijlkoorts of razernij)?”na deze vraag als volgt te hebben geherformuleerd vanwege het feit dat hij [S] niet zelf heeft onderzocht:
“1. Wat voor psychiatrische stoornissen worden, in moderne psychiatrische terminologie, bedoeld met “een vlaag van acute waanzin, zoals ijlkoorts of razernij”?2. Bevatten de voorgelegde medische gegevens aanwijzingen dat er bij wijlen de heer [S] op het moment van zijn suïcide van een dergelijke stoornis sprake is geweest?”bij brief van 16 januari 2015 als volgt beantwoord:
“(…)Ik interpreteer de antieke terminologie uit de toepasselijke polisvoorwaarden zo, dat er alleen recht op uitkering bij suïcide binnen twee jaar na afsluiten van de verzekering bestaat, indien de suïcide het gevolg is van handelen in het kader van een acuut psychotische toestand. In het kader van een depressieve stoornis, waarvan op grond van de overgelegde gegevens bij de heer [S] sprake moet zijn geweest, kan een plotselinge ontwikkeling naar aan psychotische vorm daarvan voorkomen. Dat daarvan in zijn geval sprake is geweest kan ik op grond van diezelfde gegevens noch bevestigen noch uitsluiten.(…)”h. Op verzoek van [appellante] en met instemming van Delta Lloyd heeft de rechtbank in het kader van de volgens de rechtbank op [appellante] ter zake rustende bewijslast bij voormeld tussenvonnis van 26 augustus 2015 een deskundigenbericht gelast waarbij de rechtbank dr. [A] (hierna: [A] ), psychiater, als gerechtelijk deskundige heeft benoemd. Aan [A] zijn de volgende vragen gesteld:
“1. Heeft de heer [S] bij zijn zelfdoding gehandeld in een vlaag van acute waanzin (bijvoorbeeld ijlkoorts of razernij), waarbij u deze termen waar nodig vertaalt naar de hedendaagse wetenschappelijke terminologie?2. Heeft u voor het overige nog opmerkingen die u voor de beoordeling van dit geschil relevant acht?”[A] heeft in haar bij brief van 11 april 2016 aan de rechtbank toegezonden deskundigenrapport het voorbehoud gemaakt dat zij geen uitspraken kan doen over de gezondheidstoestand van [S] , aangezien zij hem niet persoonlijk heeft kunnen onderzoeken. Zij heeft geconcludeerd in het kader van de eerste vraag:
“Zoals reeds eerder verklaard kan ik geen uitspraken doen over het toestandsbeeld van betrokkene ten tijde van de suïcide. Het is ook niet mogelijk om in retrospectief een uitspraak te doen over de vraag of er sprake was van een toestand van acute waanzin, danwel wilsbekwaamheid, van de heer [S] op het moment dat hij zelfmoord pleegde.Uit de verklaringen van de huisarts kan worden geconcludeerd dat de heer [S] aan een depressie leed. Vanaf 1998 heeft de heer [S] zich een aantal maal bij de huisarts gemeld met depressieve klachten. Tijdens de laatste episode was er ook sprake van suïcidaliteit.De aanwezigheid van een depressie verhoogt de kans op het plegen van zelfmoord. Deze kans werd nog hoger door het gebruik van het antidepressivum mirtazapine door de heer [S] (hij had dit medicijn niet eerder gebruikt). Het feit dat betrokkene een hele strip mirtazapine ineens gebruikte, kan wijzen op een toestand van verhoogde impulsiviteit, en mogelijk laat het ook zien in welke toestand van entrapment hij was terecht gekomen. Met het gebruik van een hogere dan de voorgeschreven dosis mirtazapine neemt de kans op suicidaliteit (vanwege toename in impulsief handelen) extra toe.In de casus zie ik geen concrete aanwijzingen dat de heer [S] een wilsbekwame keus heeft gemaakt op het moment dat hij suïcide pleegde. Bij een wilsbekwaam besluit dient er sprake te zijn dat iemand een keus kan maken, informatie kan begrijpen, voor en nadelen op een rationele wijze kan wegen en de situatie kan waarderen.De heer [S] had zich met klachten bij de huisarts gemeld, wilde hulp voor zijn depressiviteit en suïcidaliteit. Hij is akkoord gegaan met een verwijzing naar de crisisdienst en accepteerde het voorstel van de start van antidepressivum mirtazapine. Ookal kan hiervoor niet met zekerheid een bewering door mij worden gedaan, toch acht ik het onwaarschijnlijk dat dit duidt op iemand die in alle rust komt tot een rationele afweging van zelfmoord (zoals een balanssuïcide). Ik acht het meer waarschijnlijk dat de heer [S] wilde genezen van zijn depressieve klachten en suïcide wilde voorkomen. Deze indruk heeft hij blijkbaar ook bij de huisarts en crisisdienst gemaakt, die allen verrast waren door zijn suïcide, en van mening waren dat ze goede afspraken met hem over de behandeling en suïcidaliteit konden maken. Kennelijk achtten zij hem hierin wilsbekwaam.Verder zijn er zowel stresserende factoren, een depressie en de mogelijke comorbiditeit van ADHA. Deze factoren verhogen de kans op suïcidaliteit en hebben tot entrapment kunnen leiden. In deze entrapment is er sprake van een tunnelvisie, waarbij het voorspelbaar is dat men de vermogens verliest tot het rationeel afwegen van voor en nadelen en het kunnen waarderen van de situatie. Deze factoren kunnen leiden tot een verminderde wilsbekwaamheid.Ook de recente start van mirtazapine verhoogt de kans op suïcide door toename in impulsiviteit. Het gebruik door de heer [S] van een hele strip medicatie ineens in plaats van de voorgeschreven hoeveelheid kan ook te maken hebben met de entrapment en/of kan een teken zijn van impulsiviteit. De hoge hoeveelheid van dit middel kan ook de kans op suïcidaliteit extra doen toenemen. Deze toename in impulsiviteit kan ook een verstorende werking hebben gehad op zijn vermogens om voor en nadelen rationeel af te wegen en tot een adequate waardering van zijn eigen situatie te komen.”
3.3. Beoordeling
3.6 [A] heeft de interpretatie van [K] van het begrip acute waanzin als psychose als voor de hand liggend geduid. [A] betoogt evenwel dat met het opnemen van voormelde uitzonderingsgrond gedoeld moet zijn geweest op verminderde wilsbekwaamheid, zo begrijpt het hof, en dat de in casu spelende factoren ertoe hebben kunnen leiden dat het vermogen van [S] om voor- en nadelen rationeel af te wegen en tot een adequate waardering van zijn situatie te komen verstoord is geraakt. [A] is tot deze uitleg gekomen op basis van een rechtsvergelijke studie uit 1976 over het thema levensverzekering en zelfmoord waaruit zou volgen dat in het algemeen aan de orde is de vraag of de zelfmoord al dan niet vrijwillig was en beschouwingen uit jurisprudentie betreffende de vraag in hoeverre degene die zelfmoord pleegde al dan niet opzettelijk, welbewust of weloverwogen handelde. Het hof begrijpt dat [appellante] bij uitleg van het aan de orde zijnde beding de benadering van [A] voorstaat. Nu evenwel naast [K] ook [A] de door Delta Lloyd aangehangen interpretatie van het begrip acute waanzin als psychose voor de hand liggend heeft genoemd, ziet het hof onvoldoende aanleiding een andersluidende interpretatie van genoemde polisvoorwaarde te volgen, temeer omdat de door [A] gegeven andersluidende interpretatie op niet concreet op deze polisvoorwaarde toegespitste overwegingen van medische aard, maar op algemene beschouwingen is gestoeld en slechts beperkt feitelijk is beargumenteerd. De door [appellante] voorgestane uitleg van de uitzonderingsgrond ‘vlaag van acute waanzin’ is verder niet onderbouwd. Deze uitleg zal reeds daarom niet worden gevolgd. [appellante] heeft overigens de overweging van de rechtbank dat indien in de lijn van [A] geoordeeld zou worden, dit zou betekenen dat, gelet op het feit dat volgens [A] in verreweg de meeste gevallen van zelfdoding verminderde wilsbekwaamheid aan de orde is, zelfdoding in nagenoeg alle gevallen zou zijn gedekt, niet tegengesproken. Nu zelfdoding in artikel 13 van de polisvoorwaarden juist als uitsluitingsgrond voorop is gesteld en de door [appellante] gegeven uitleg van de uitzonderingsgrond op deze uitsluiting daarmee voorshands niet als voor de hand liggend noch als redelijk is te duiden, was afdoende onderbouwing van deze uitleg des te meer aangewezen. Ook het beroep van [appellante] op de zogenaamde uitleg contra proferentem op de voet van artikel 6:238 lid 2 BW - bij twijfel over de betekenis van een beding, prevaleert de voor haar gunstigste uitleg - strandt reeds op het gebrek aan onderbouwing van de voorgestane uitleg. De slotsom is dat niet kan worden vastgesteld dat voormelde uitzonderingsgrond aan de orde is. Het ter zitting in hoger beroep nog gedane beroep op de redelijkheid en billijkheid wordt - voor zover daarmee niet de redelijkheid van de verdedigde uitleg van het onderhavige beding werd beoogd - wegens strijd met de twee conclusieregel, waarop Delta Lloyd zich ter zake heeft beroepen, gepasseerd.
3.7 Voorgaande overwegingen doen de grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellante] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep. Het hof ziet daarbij aanleiding de termijn voor ingang van de gevorderde wettelijke rente over deze kosten op veertien dagen te stellen.