ECLI:NL:GHAMS:2018:3447
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- G.C. Boot
- H.T. van der Meer
- F.J. Verbeek
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake beneficiaire aanvaarding van nalatenschap en rechtsvordering tot voldoening van declaraties
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] en [persoon 1] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. De kantonrechter had geoordeeld dat [geïntimeerde] een vordering had op de nalatenschap van hun vader ter hoogte van € 23.540,83, welke vordering door [appellante] en [persoon 1] als erfgenamen/vereffenaars diende te worden voldaan. De vader was onder curatele gesteld en [appellante] en [persoon 1] waren benoemd tot curatoren. Na het overlijden van de vader op 23 mei 2014 hebben zij de nalatenschap beneficiair aanvaard. De vorderingen van [geïntimeerde] waren onbetaald gebleven, en hij had hen gedagvaard om betaling te eisen.
In hoger beroep heeft [appellante] vier grieven ingediend, waarbij zij onder andere betwist of er een rechtsgeldige overeenkomst van opdracht was tussen de vader en [geïntimeerde]. Het hof overweegt dat de erfgenamen gezamenlijk bevoegd zijn tot het verrichten van daden van beheer en beschikking, en dat in dit geval de rechtsverhouding processueel ondeelbaar is. Het hof stelt vast dat niet alle betrokken partijen in de procedure zijn opgeroepen, en biedt [appellante] de gelegenheid om [persoon 1] alsnog in de procedure te betrekken. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan en verwijst de zaak naar een roldatum voor akte aan de zijde van [appellante].