ECLI:NL:GHAMS:2018:3437

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2018
Publicatiedatum
2 oktober 2018
Zaaknummer
200.220.193/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling perceelgrens en omvang gevestigde erfdienstbaarheid

In deze zaak gaat het om de vaststelling van de perceelsgrens tussen twee onroerende zaken en de omvang van een gevestigde erfdienstbaarheid. De appellanten, wonend te [woonplaats], hebben in hoger beroep beroep gedaan op een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarin de grens tussen hun percelen en die van de geïntimeerden werd vastgesteld. De rechtbank had in haar vonnis de grens bepaald aan de hand van kadastrale gegevens, terwijl de appellanten stelden dat de grens moest worden vastgesteld aan de hand van piketpalen die door de rechtsvoorgangers waren geplaatst. De appellanten vorderden onder andere dat de grens tussen hun percelen loopt in een rechte lijn van piketpaal (11) naar piketpaal (10) en vervolgens naar piketpaal (27). Daarnaast vorderden zij dat de geïntimeerden geen aanspraak konden maken op een tweede toegang tot hun erf via het erf van de appellanten. De geïntimeerden, wonend te [woonplaats], voerden verweer en stelden dat de kadastrale grenzen leidend zijn. Het hof heeft de vorderingen van de appellanten deels toegewezen en de vorderingen van de geïntimeerden afgewezen. Het hof oordeelde dat de appellanten bevoegd zijn om de perceelsgrens af te sluiten en dat de geïntimeerden geen recht hebben op een tweede toegang tot hun erf. Tevens werden de geïntimeerden veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 1.775,- aan de appellanten, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, aangezien beide partijen in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.220.193/01
zaak-/rolnummer rechtbank Gelderland : 303680 / HA ZA 16-293
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 september 2018
inzake
[appellant sub 1],
en
[appellante sub 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. J.W.M. Hagelaars te Nijmegen,
tegen
[geïntimeerde sub 1],
en
[geïntimeerde sub 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. N. van den Burg te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellanten] en [geïntimeerden] genoemd.
[appellanten] zijn bij dagvaarding van 16 juni 2017 in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van een vonnis van de rechtbank Gelderland van 29 maart 2017, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellanten] als eisers in conventie tevens verweerders in reconventie en [geïntimeerden] als gedaagden in conventie tevens eisers in reconventie. De dagvaarding bevat de grieven. Aan de dagvaarding zijn producties gehecht. [appellanten] hebben op de dienende dag geconcludeerd overeenkomstig de eis als vervat in voornoemde dagvaarding en de producties in het geding gebracht.
Bij arrest van 11 juli 2017 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is de zaak op de voet van het bepaalde in artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie ter verdere behandeling naar het gerechtshof Amsterdam verwezen.
[geïntimeerden] hebben vervolgens een memorie van antwoord genomen.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof
1. het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog
a. voor recht zal verklaren dat de grens tussen na te noemen percelen van partijen loopt in een rechte lijn van piketpaal (11) naar piketpaal (10) en vervolgens in een rechte lijn van piketpaal (10) naar piketpaal (27), zoals aangeduid op de door [appellanten] in hoger beroep als productie A overgelegde veldwerktekening van het Kadaster van 9 maart 2011, kenmerk Metingsproject [projectnummer] , gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , archiefnummer [archiefnummer] , al dan niet met gebruikmaking van de mogelijkheid deze grens op grond van artikel [adres 1] :47 BW te bepalen;
b. voor recht zal verklaren dat [appellanten] eigenaar zijn van het waterhok met ondergrond;
c. voor recht zal verklaren dat [geïntimeerden] geen eigenaar zijn geworden van het op de door [appellanten] in hoger beroep als productie B overgelegde kaart gearceerde gedeelte van de percelen kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummers [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] (het hof leest: [nummer 3] ), dat wordt begrensd aan de westzijde door het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 4] , aan de noordzijde door het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 5] , aan de oostzijde door een rechte lijn van piketpaal (11) naar piketpaal (10) en vervolgens in een rechte lijn van piketpaal (10) naar piketpaal (27), zoals aangeduid op genoemde veldwerktekening en aan de zuidzijde door het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 6] ;
d. - uitvoerbaar bij voorraad - [geïntimeerden] zal veroordelen tot ontruiming van het hiervoor onder c. bedoelde perceelsgedeelte dat ten noorden van het waterhok is gelegen en tot terugplaatsing van het door hen verwijderde kastanjehouten hek tussen de piketpalen (10) en (27) vanaf de noordzijde van het waterhok, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding en per dag dat deze voortduurt;
e.
primairvoor recht zal verklaren dat [appellanten] bevoegd zijn de perceelsgrens tussen de kadastrale nummers [nummer 7] en [nummer 3] af te sluiten en dat [geïntimeerden] geen aanspraak kunnen maken op een tweede toegang tot hun erf via het erf van [appellanten]
f.
subsidiairvoor recht zal verklaren dat [appellanten] geen bredere tweede toegang hoeven te verlenen dan een toegang die drie meter breed is en dat [appellanten] die toegang met een hek mogen afsluiten, zolang in dat hek een voldoende brede poort zit die door [geïntimeerden] te allen tijde kan worden geopend;
2. [geïntimeerden] zal veroordelen om al hetgeen [appellanten] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerden] hebben voldaan, te weten een bedrag van
€ 1.775, - aan [appellanten] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der voldoening tot de dag der terugbetaling;
3. [geïntimeerden] zal veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten.
[geïntimeerden] hebben geconcludeerd tot bekrachtiging, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.De feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.6 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten, die in hoger beroep niet in geschil zijn en derhalve ook het hof als uitgangspunt dienen, luiden als volgt.
2.1
[geïntimeerden] hebben op 20 februari 2011 van [A] , [B] , [C] , [D] en [E] gekocht “het landhuis met veranda, tuin en ondergrond (...) plaatselijk bekend te [plaats] , aan [adres 1] (...) kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 2] , [nummer 1] , [nummer 8] (gedeeltelijk) [nummer 4] (gedeeltelijk) en [nummer 9] (gedeeltelijk), totaal groot 1 hectare 16 are 50 centiare”. In de koopakte zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
artikel 19 Kadastrale meting
Er is een nieuwe erfgrens tussen Groot Ginkelseweg nummer [adres 2] en [adres 1] vastgesteld. Vanaf het hart van de eikenboom tot aan de hoek van het waterhok, vervolgens door het houthok naar de bestaande erfgrens.De kadastrale uitmeting vindt plaats voor het notariële transport (...)artikel 20Er wordt door verkoper een beukenhaag geplant langs de nieuw vastgestelde erfgrens. (De erfgrens is hart boom, hoek waterhok).artikel 21Er wordt een recht van overpad gevestigd voor koper en diens rechtsopvolgers om te komen en te gaan over de nieuwe oprit naar huisnummer [adres 1] .artikel 22 Nadere verklaring perceelverdeling- Gemeente [gemeente] , sectie [sectie] nummer [nummer 2] is in volle eigendom van de heer [A] en mevrouw [B] ;- Gemeente [gemeente] , sectie [sectie] nummer [nummer 1] is in volle eigendom van mevrouw [C] ;- Gemeente [gemeente] , sectie [sectie] nummer [nummer 8] (gedeeltelijk) is in eigendom van mevrouw [C] ;- Gemeente [gemeente] , sectie [sectie] nummer [nummer 9] (gedeeltelijk) is in eigendom van mevrouw [C] ;- Gemeente [gemeente] , sectie [sectie] nummer [nummer 4] (gedeeltelijk) is in eigendom van de heer [D] en mevrouw [E] ;
2.2
[appellanten] hebben op 28 februari 2011 van [D] , [E] en [C] gekocht “de woonboerderij met 2 stallen een veldschuur, waterhok, ondergrond, erf, tuin, weiland en oprit, plaatselijk bekend te [plaats] , aan Groot Ginkelseweg , nummer [adres 2] (...) kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer 10] , [nummer 4] (gedeeltelijk), [nummer 11] , [nummer 8] (gedeeltelijk) en [nummer 9] (gedeeltelijk), groot 4 hectare, 3 are 40 centiare”. In de koopakte zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
artikel 19 Nadere verklaring perceelverdeling- Gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummers [nummer 10] , [nummer 4] en [nummer 11] zijn in volle eigendom van de heer [D] en mevrouw [E] ;- Gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummers, [nummer 8] (gedeeltelijk) en [nummer 9] (gedeeltelijk) zijn in volle eigendom van mevrouw [C] .artikel 20 Kadastrale metingEr is een nieuwe erfgrens tussen Groot Ginkelseweg nummer [adres 2] en [adres 1] , aan de voorzijde van nummer [adres 1] . Vanaf het hart van de eikenboom tot aan de hoek van het waterhok, vervolgens door het houthok naar de bestaande erfgrens.De kadastrale uitmeting vindt plaats voor het notariële transport (...)artikel 21Er is door verkoper een beukenhaag geplant langs de nieuw vastgestelde erfgrens. (De erfgrens is hart boom, hoek waterhok).artikel 22 Recht van overpadEr wordt een recht van overpad gevestigd voor de eigenaar van Groot Ginkelseweg nummer [adres 1] en diens rechtsopvolgers om te komen en gaan naar huisnummer [adres 1] over de nieuwe oprit.2.3 Op 9 maart 2011 heeft de kadastrale uitmeting (als bedoeld onder 2.1 en 2.2) plaatsgevonden. Het door [geïntimeerden] overgelegde relaas van bevindingen bevat de volgende veldwerktekening:
2.4
Op 25 maart 2011 is aan [appellanten] blijkens een akte van levering (hierna: de akte van levering) geleverd:
a. de woonboerderij met twee stallen, een veldschuur, waterhok, ondergrond, erf, tuin, weiland en verdere aanhorigheden, plaatselijk bekend als Groot Ginkelseweg [adres 2] te (...) [plaats] , het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie [sectie] nummer [nummer 4] (...)b. een perceel grasland, deels te gebruiken als oprit, gelegen nabij de Groot Ginkelseweg te [plaats] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie [sectie] nummer [nummer 10] (...)c. een perceel grasland, deels te gebruiken als oprit, gelegen nabij de Groot Ginkelseweg te [plaats] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie [sectie] nummer [nummer 11] (...)d. een perceel grasland, gelegen aan de Groot Ginkelseweg te [plaats] , het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie [sectie] nummer [nummer 5] (…)e. een perceel grasland, deels te gebruiken als oprit, gelegen nabij de Groot Ginkelseweg te [plaats] , het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie [sectie] nummer [nummer 7] (...)f. een perceel grasland, deels te gebruiken als oprit, gelegen nabij de Groot Ginkelseweg te [plaats] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie [sectie] nummer [nummer 6] (…)Blijkens de akte van levering zijn bij de notaris als leverend verkoper verschenen [C] , [D] en [E] .
In de akte van levering is onder artikel 2 lid 2 onder meer vermeld:
Voor wat betreft de erfgrens van het verkochte is in voormelde koopovereenkomst het volgende woordelijk opgenomen:“artikel 21 Er is door verkoper een beukenhaag geplant langs de nieuw vastgestelde erfgrens (De erfgrens is hart boom, hoek waterhok).”Onder “VESTIGING ERFDIENSTBAARHEDEN” is onder meer in de akte van levering opgenomen:
Vestiging erfdienstbaarheid van uitwegTer uitvoering van hetgeen partijen zijn overeengekomen in voormelde koopovereenkomst verklaart koper te vestigen ten behoeve van de percelen kadastraal bekend gemeente [plaats] , sectie [sectie] nummers [nummer 2] , [nummer 1] , [nummer 12] en [nummer 3] , welke percelen in eigendom toebehoren aan de comparante sub 1.a ( [C] ,hof
) alsmede aan na te noemen heer [A] en diens echtgenote, mevrouw [B] , alsheersend erfen ten laste van de bij de onderhavige overdracht in eigendom over te dragen percelen met de kadastrale nummers [nummer 11] , [nummer 6] , [nummer 10] en [nummer 7] alsdienend erf:de erfdienstbaarheid om te komen van en te gaan naar de Groot Ginkelseweg te [plaats] , ten einde om te komen en te gaan naar het heersend erf, plaatselijk bekend als Groot Ginkelseweg [adres 1] te [plaats] , welke erfdienstbaarheid bij deze door de eigenaren van het heersend erf:de comparante sub 1.a en de alhier mede verschenena. de heer [A] (…)b. mevrouw [B] (..)worden aangenomen.Terzake van deze erfdienstbaarheid zijn overeengekomen de volgendeBEPALINGEN:1. De uitweg mag worden gebruikt te voet, met een tweewielig voertuig, met een auto of een ander gemotoriseerd voertuig voor zover het dragend karakter van de uitweg daartoe geschikt is, om te komen van en te gaan naar de Groot Ginkelseweg te [plaats] .2. Een voldoende brede strook grond, van een minimale breedte van drie meter, wordt aangewezen om deze erfdienstbaarheid uit te kunnen oefenen.3. De erfdienstbaarheid staat het overig gebruik door de eigenaar van het dienend erf niet in de weg.4. De vrije doorgang over deze weg blijft altijd gewaarborgd.(..)Voor zover partijen dit thans kunnen overzien zal de erfdienstbaarheid van uitweg worden uitgeoefend over de percelen grond kadastraal bekend gemeente [plaats] , sectie nummers [nummer 11] , [nummer 6] , [nummer 10] en [nummer 7] , gelegen aan de zuidgrens van de woningen plaatselijk bekend als Groot Ginkelseweg [adres 2] en [adres 1] te [plaats] , zoals schetsmatig door middel vanstreeparceringaangegeven op de aan deze akte gehechte en de door partijen voor akkoord ondertekende situatieschets.Deze situatieschets, die onderdeel uitmaakt van de in de openbare registers ingeschreven akte van levering, is, voor zoveel van belang, hieronder opgenomen:
2.5
Op 31 maart 2011 is aan [geïntimeerden] blijkens een akte van levering geleverd:
het landhuis met veranda, tuin en ondergrond te (..)
[plaats] , GROOT GINKELSEWEG [adres 1], kadastraal bekend gemeente [plaats] sectie [sectie] nummers:
- [nummer 2] (...)
- [nummer 1] (…)
- [nummer 12] (…)
- [nummer 3] (…)
De leveringsakte vermeldt onder “
BEUKENHAAG”:
In artikel 20 van het koopcontract staat woordelijk vermeld:“artikel 20Er wordt door verkoper een beukenhaag geplant langs de nieuw vastgestelde erfgrens.”
2.6
[geïntimeerden] hebben het kadaster op 12 mei 2015 een reconstructie laten uitvoeren van de bestaande kadastrale grens tussen, grof gezegd, perceel [nummer 2] en perceel [nummer 5] .

3.3. De beoordeling

3.1
Partijen twisten over de situering van de grens tussen hun percelen en over de omvang van de gevestigde erfdienstbaarheid. [appellanten] hebben, na wijziging van hun eis, in conventie gevorderd dat de rechtbank
- voor recht zou verklaren dat de grens tussen de percelen van partijen loopt in een rechte lijn van piketpaal 11 naar piketpaal 10 en van piketpaal 10 naar piketpaal 27, zoals weergegeven op de veldwerktekening van 9 maart 2011 subsidiair, voor wat betreft dit laatste stuk van de grens tussen de percelen van partijen, dit deel van de grens overeenkomstig artikel [adres 1] :47 lid 1 BW zou bepalen op een rechte lijn van piketpaal 10 naar piketpaal 27, zoals deze twee punten zijn aangeduid in de veldwerktekening van 9 maart 2011;
- voor recht zou verklaren dat [appellanten] bevoegd zijn om de grens tussen perceel [nummer 7] en perceel [nummer 3] af te sluiten en dat [geïntimeerden] geen aanspraak kunnen maken op een tweede toegang tot hun erf via het erf van [appellanten]
De naar de stellingen van [appellanten] van kracht zijnde grens is weergegeven op de volgende door [appellanten] in het geding gebrachte tekening op een uittreksel uit een kadastrale kaart van 13 augustus 2015. De in geschil zijnde grond betreft de strook grond die is gelegen tussen de ingetekende lijn die loopt van piketpaal 11 langs piketpaal 10 tot piketpaal 27 en de geknikte lijn die daar min of meer parallel aan loopt ter linkerzijde.
[appellanten] hebben aangevoerd dat de rechtsvoorgangers van partijen van één geheel twee percelen hebben gemaakt door middel van met piketpalen afgepaalde grenzen waarbij de kadastrale grenzen niet zijn gevolgd. Deze piketpalen zijn leidend bij het vaststellen van de grens. [appellanten] hebben ter onderbouwing van hun vordering voorts verwezen naar de inhoud van voormelde koopovereenkomsten, de vermelding “hart boom, hoek waterhok” in de akte van levering van 25 maart 2011 en de door [geïntimeerden] naast een deel van de door [appellanten] verdedigde grens geplaatste beukenhaag. Ook hebben [appellanten] zich erop beroepen de in geschil zijnde grond in bezit te hebben en daarom te worden vermoed rechthebbenden te zijn. [appellanten] menen verder dat [geïntimeerden] slechts aanspraak hebben op één uitweg vanaf hun erf over het erf van [appellanten] , te weten vanaf perceel [nummer 2] , en niet op meer.
3.2
[geïntimeerden] hebben verweer gevoerd tegen de vordering van [appellanten] Zij hebben daarbij naar voren gebracht dat de rechtsvoorgangers van partijen bij de verkoop van de onderhavige percelen uiteindelijk toch hebben aangesloten bij de kadastrale grenzen na uitmeting daarvan. Vervolgens is overeengekomen dat hele percelen zouden worden overgedragen. Uit de tekst van de leveringsaktes blijkt volgens [geïntimeerden] ook dat dit is gebeurd. Voorts hebben [geïntimeerden] gesteld dat zij meerdere kadastrale percelen hebben gekocht en de gevestigde erfdienstbaarheid toelaat dat zij het desbetreffende recht vanuit al deze percelen uitoefenen. [geïntimeerden] hebben onder de opschortende voorwaarde dat laatstvermelde vordering van [appellanten] zou worden afgewezen in reconventie gevorderd dat de rechtbank
- voor recht zou verklaren dat de bestaande erfdienstbaarheid in de weg staat aan afsluiting van de inrit/parkeerplaats op perceel [nummer 3] ;
b. [appellanten] zou gebieden het hek en de haag, die de toegang tot deze inrit/parkeerplaats belemmeren, te verwijderen en verwijderd te houden over de volle breedte van de parkeerplaats, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
hebben op hun beurt nader verweer gevoerd tegen deze reconventionele vordering.
3.3
De rechtbank heeft de vordering in conventie afgewezen en de vordering in reconventie toegewezen, waarbij [appellanten] zijn veroordeeld in de kosten van zowel de procedure in conventie als de procedure in reconventie. De rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen.
“(4.1) Voor het antwoord op de vraag wat ingevolge de akte van levering van 25 maart 2011 aan [appellanten] is overgedragen, komt het aan op een objectieve uitleg van de in die akte tot uitdrukking gebrachte bedoeling van partijen. Deze bedoeling moet naar objectieve maatstaven worden afgeleid uit de omschrijving in die akte van de over te dragen onroerende zaak, mede bezien in het licht van de gehele inhoud van die akte. De inhoud van de koopovereenkomst die aan de akte ten grondslag ligt is daarbij in beginsel slechts van belang voor zover die overeenkomst in die akte uitdrukking vindt.(4.2) Het in de koopovereenkomsten geformuleerde feitelijke grensverloop tussen de beide onroerende zaken is in de beide aktes van levering onvoldoende duidelijk tot uitdrukking gebracht. In de akte van 25 maart 2011 komt de omschrijving uit de koopovereenkomst (“Er is een nieuwe erfgrens tussen Groot Ginkelseweg nummer [adres 2] en [adres 1] vastgesteld. Vanaf het hart van de eikenboom tot aan de hoek van het waterhok, vervolgens door het houthok naar de bestaande erfgrens”) niet meer terug. Die omschrijving zou vereisen dat ook delen van de percelen [nummer 1] , [nummer 2] en - uitgaande van het door [appellanten] gewenste grensverloop - [nummer 3] zouden zijn overgedragen. Dat is echter niet gebeurd, ondanks de bij de partijen bij de levering verondersteld aanwezige kennis omtrent het verloop van de kadastrale grenzen na de uitmeting van 9 maart 2011. De beperkte verwijzing in de akte van levering van 25 maart 2011 naar de omschrijving van de grens in de koopovereenkomst (“Voor wat betreft de erfgrens van het verkochte is in voormelde koopovereenkomst het volgende woordelijk opgenomen: “artikel 21 Er is door verkoper een beukenhaag geplant langs de nieuw vastgestelde erfgrens (De erfgrens is hart boom, hoek waterhok).”) is onvoldoende duidelijk om daar doorslaggevende betekenis aan toe te kennen. Een en ander is in lijn met de aan de akte gehechte tekening die, hoewel vervaardigd met het oog op de loop van de erfdienstbaarheid, de door [appellanten] gewenste grens niet toont. Ten slotte geldt dat als aan [appellanten] ook een stukje van perceel [nummer 1] zou zijn geleverd, de erfdienstbaarheid dan ook gedeeltelijk daarover had moeten lopen. Perceel [nummer 1] is echter geen lijdend erf volgens de akte van 25 maart 2011.(4.3) Daarmee hebben [appellanten] wellicht niet helemaal gekregen wat hun op grond van de koopovereenkomst toekwam, maar dat regardeert [geïntimeerden] in dit burengeschil niet. Voorts is er sprake van enige overbouwsituaties over en weer (waterhok, houthok, bloembakken), maar die lenen zich mogelijk voor legalisatie - in een ultiem geval op de voet van artikel 5 :54 BW - nu zich te dezen geen kwade trouw of grove schuld lijkt voor te doen.(4.4) Ook het in beide koopovereenkomsten voorziene recht van overpad (“Er wordt een recht van overpad gevestigd voor koper en diens rechtsopvolgers om te komen en te gaan over de nieuwe oprit naar huisnummer [adres 1] ” en “Er wordt een recht van overpad gevestigd voor de eigenaar van Groot Ginkelseweg nummer [adres 1] en diens rechtsopvolgers om te komen en gaan naar huisnummer [adres 1] over de nieuwe oprit”) heeft zich in die formulering niet doorgezet naar de akte van levering van 25 maart 2011, waarin de erfdienstbaarheid van uitweg is gevestigd. Daarin is het recht van uitweg zonder enige beperking gevestigd ten behoeve van de percelen [nummer 2] , [nummer 1] , [nummer 12] en [nummer 3] en niet alleen ten behoeve van perceel [nummer 2] . In de bij de akte van 25 maart 2011 behorende tekening is het tracé van de weg slechts schetsmatig aangegeven, zodat daaraan geen argument kan worden ontleend voor de stelling dat vanaf de parkeerplaats van [geïntimeerden] eerst een niet met de erfdienstbaarheid belast gedeelte van perceel [nummer 7] zou moeten worden be(t)reden, alvorens het tracé van de erfdienstbaarheid kan worden bereikt. Voorts kan aan de in de akte van vestiging voorgeschreven breedte van drie meter van de strook grond waarover de erfdienstbaarheid mag worden uitgeoefend geen argument worden ontleend om de breedte van de toegang vanuit de parkeerplaats tot die strook te beperken.”Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] met tien grieven op.
3.4
De eerste vier grieven betreffen de situering van de grens tussen de gronden van [appellanten] en de gronden van [geïntimeerden] Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het verweer van [geïntimeerden] zal, voor zover van belang, bij de behandeling worden betrokken. Het hof stelt vast dat voor zover onzekerheid over de loop van de onderhavige grens aan de orde is, slechts de vraag speelt of deze grens loopt aan de hand van genoemde piketpalen, zoals door [appellanten] is bepleit, of aan de hand van genoemde kadastrale perceelaanduidingen, zoals volgens [geïntimeerden] het geval is. [appellanten] heeft benadrukt dat in de akte van levering is bepaald dat aan [appellanten] werd geleverd “de boerderij met twee stallen, een veldschuur, waterhok, ondergrond, erf, tuin, weiland en verdere aanhorigheden, plaatselijk bekend als Groot Ginkelseweg [adres 2] te (…) [plaats] ” en dat voorts in de akte van levering wordt verwezen naar de vermelding in de koopovereenkomst dat langs de nieuw vastgestelde erfgrens - “hart boom, hoek waterhok” - een beukenhaag is geplant. Deze uiterlijke kenmerken, die de door [appellanten] voorgestane grens ondersteunen, zijn daadwerkelijk ter plaatse aanwezig, maken objectief duidelijk wat feitelijk is geleverd en hebben, zo begrijpt het hof de stellingen van [appellanten] verder, meer gewicht dan de in de akte van levering genoemde kadastrale aanduidingen. De uit de akte van levering blijkende partijbedoeling gedeelten van de kadastrale percelen [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] aan [appellanten] te leveren is met het voorbij gaan aan genoemde uiterlijke kenmerken volgens [appellanten] door de rechtbank miskend. [appellanten] heeft echter erkend dat kadastrale aanduidingen in een akte van levering evenzeer dienen ter vaststelling van hetgeen is geleverd. Zij scheppen in beginsel naar het oordeel van het hof zonder meer duidelijkheid over de precieze omvang en ligging van het geleverde. Dit kan over de door [appellanten] genoemde uiterlijke kenmerken niet worden gezegd. Waar ervoor is gekozen in de akte van levering concrete kadastrale percelen en perceelnummers te noemen, komt aan het ontbreken in de akte van levering van een vermelding van de door [appellanten] bedoelde percelen en perceelnummers een duidelijk gewicht toe. Hoewel aan [appellanten] kan worden toegegeven dat de inhoud van de akte van levering niet geheel eenduidig is opgesteld, overtuigen tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor werd overwogen de daarin genoemde uiterlijke kenmerken waarop [appellanten] zich beroepen, onvoldoende om te concluderen dat het de bedoeling van de partijen bij de akte moet zijn geweest ook delen van niet in de leveringsakte genoemde kadastrale percelen te leveren naast de concreet genoemde kadastrale percelen. De situatie als bedoeld in artikel 5 :47 BW doet zich niet voor.
3.5
Het bovenstaande daargelaten worden [appellanten] niet in hun stelling gevolgd dat de comparanten (tezamen) ter zake van de door [appellanten] bedoelde kadastrale percelen beschikkingsbevoegd waren, aangezien ook [A] en [B] tot de comparanten behoorden. Dit laatste is evenwel niet het geval. In de akte van levering is zowel bij de bepalingen ziende op de vestiging van erfdienstbaarheden als ter zake van de volmachten nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen deze personen en de comparanten. Dat desondanks ook delen van percelen van deze personen rechtsgeldig zijn geleverd is overigens niet onderbouwd.
3.6
[appellanten] hebben, voor het geval dat de in geschil zijnde grond niet als aan [appellanten] overgedragen heeft te gelden, betoogd dat deze grond bij gebrek aan geldige titel ook niet aan [geïntimeerden] kan zijn overgedragen, aangezien in de overgelegde, hierboven vermelde koopovereenkomst van [geïntimeerden] een andere, minder ver strekkende grens staat vermeld, die naar het hof begrijpt overeenstemt met de in de koopovereenkomst van [appellanten] vermelde grens. [geïntimeerden] hebben de in geschil zijnde grond inmiddels bij hun erf betrokken. [appellanten] , die deze grond in bezit hadden, beroepen zich op bezitsbescherming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:125 lid 1 BW. Volgens [geïntimeerden] is, zoals hierboven reeds vermeld, na uitmeting van de kadastrale grenzen op 9 maart 2011, alsnog overeengekomen dat hele percelen zouden worden overgedragen. Blijkens voormelde akte van levering van 31 maart 2011 zijn de percelen [nummer 2] , [nummer 1] en [nummer 3] aan [geïntimeerden] geleverd. [appellanten] hebben de door [geïntimeerden] gestelde ontwikkelingen onvoldoende gemotiveerd weersproken. Zo hebben zij onvoldoende duidelijk gemaakt hoe zaken dan wel zijn gelopen, terwijl ook de inhoud van hún akte van levering niet aansluit bij de eerdere koopovereenkomst en daarmee erop duidt dat er nog wijzigingen aan de orde zijn geweest. Het hof ziet reeds hierom geen aanleiding het beroep van [appellanten] op bezitsbescherming te honoreren, wat daar verder ook van zij. Het overigens door [appellanten] in het kader van de grens aangevoerde kan aan het voorgaande niet toe- of afdoen en zal daarom niet nader worden behandeld. De eerste vier grieven falen.
3.7
De vijfde tot en met de negende grief zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank in reconventie. Ook deze grieven zullen gezamenlijk worden behandeld. Volgens [appellanten] blijkt uit de hierboven weergegeven tekening die behoort bij de akte van levering van 25 maart 2011 waarbij de erfdienstbaarheid is gevestigd, dat het niet de bedoeling was om vanaf het dienende erf een rechtstreekse toegang mogelijk te maken naar perceel [nummer 3] . Er is immers steeds een beetje ruimte gelaten tussen de noordgrens van het dienende erf en dit perceel. De uitweg vormt een oprijlaan naar de woning van [appellanten] en de woning van [geïntimeerden] , zo begrijpt het hof [appellanten] , en is slechts gevestigd ten behoeve van het desbetreffende perceel [nummer 2] van [geïntimeerden] De percelen van [geïntimeerden] vormen tezamen één heersend erf met één ontsluiting naar deze oprijlaan. [appellanten] mogen deze oprijlaan verder afsluiten zoals hen goeddunkt. [geïntimeerden] hebben aangevoerd dat noch uit genoemde akte noch anderszins blijkt dat de wijze van uitoefening van de erfdienstbaarheid is beperkt in de door [appellanten] gestelde zin. Volgens [geïntimeerde sub 1] dient daarom te worden uitgegaan van volledig vrije toegang. Voorts hebben [geïntimeerden] naar voren gebracht dat ten tijde van de vestiging van de erfdienstbaarheid bekend was dat gelijk met de oprijlaan op perceel [nummer 3] een verharde parkeerplaats was aangelegd en de toegangsweg werd gebruikt om daarnaar toe te rijden.
3.8
Het hof is met [appellanten] van oordeel dat uit het feit dat op de bij de akte van vestiging van de erfdienstbaarheid gevoegde tekening de toegangsweg, afgezien van één (te) smal raakpunt, niet tegen het perceel van [geïntimeerden] aanligt en op die tekening geen aftakkingen zijn ingetekend in samenhang met het feit dat als uitgangspunt heeft te gelden dat een ieder bevoegd is zijn erf af te sluiten, volgt dat niet bedoeld kan zijn dat vanuit alle percelen van [geïntimeerden] aanspraak kan worden gemaakt op rechtstreekse toegang tot deze weg. Dat op de aan de orde zijnde plek een verharde parkeerplaats was gemaakt, maakt het bovenstaande niet anders. Het enkele feit dat de weg werd benaderd vanuit deze parkeerplaats maakt nog niet dat deze mogelijkheid onder de later gevestigde erfdienstbaarheid valt. [geïntimeerden] hebben geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel nopen. De door hen genoemde feiten en omstandigheden doen voor een deel ook niet ter zake, omdat [geïntimeerden] slechts toegang tot de weg vanaf de parkeerplaats vragen. Voorts kan een gebruik van drie jaar sinds de vestiging niet worden aangemerkt als een bestendig gebruik dat voor de uitleg van de erfdienstbaarheid ter zake doet en kan onder de gegeven omstandigheden niet worden gezegd dat [appellanten] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar handelen door zich te beroepen op de beperkingen van de gevestigde erfdienstbaarheid. De vijfde tot en met negende grief slagen in zoverre en behoeven verder geen behandeling.
3.9
Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen geheel worden vernietigd. De vorderingen van [appellanten] zullen deels worden toegewezen en de vorderingen van [geïntimeerden] zullen alsnog worden afgewezen. [geïntimeerden] zullen als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in eerste aanleg in reconventie. De kosten van de procedure in eerste aanleg in conventie en van de procedure in hoger beroep zullen worden gecompenseerd, aangezien partijen in deze procedures over en weer in het ongelijk zijn gesteld. Dit betekent ten slotte dat de tiende grief slaagt. [appellanten] zullen worden veroordeeld tot terugbetaling van het ten gevolge van de in eerste aanleg uitgesproken kostenveroordeling door [appellanten] aan [geïntimeerden] betaalde bedrag van
€ 1.775,-, te vermeerderen met de gevorderde en onweersproken wettelijke rente.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat [appellanten] bevoegd zijn de perceelsgrens tussen de kadastrale nummers [nummer 7] en [nummer 3] af te sluiten en dat [geïntimeerden] geen aanspraak kunnen maken op een tweede toegang tot hun erf via het erf van [appellanten] ;
veroordeelt [geïntimeerden] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellanten] terug te betalen een bedrag van € 1.775,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat [appellanten] dit bedrag aan [geïntimeerden] hebben betaald tot aan de dag van de terugbetaling;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van de procedure in eerste aanleg in reconventie, aan de zijde van [appellanten] begroot op € 452,- voor salaris en op € 157,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
bepaalt dat ieder der partijen de eigen kosten draagt van de procedure in eerste aanleg in conventie en van de procedure in hoger beroep;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.K. Veldhuijzen van Zanten, J.C.W. Rang en
I.A. Haanappel-van der Burg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 september 2018.