ECLI:NL:GHAMS:2018:3350

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2018
Publicatiedatum
19 september 2018
Zaaknummer
23-001530-18 en 23-004506-17 (ttz gevoegd)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnissen van de rechtbank Amsterdam inzake winkeldiefstallen met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de vonnissen van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1973 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting HvB Ter Apel, was eerder veroordeeld voor twee winkeldiefstallen. In zaak A werd hem ten laste gelegd dat hij op 17 december 2017 in Amsterdam een jas van het merk Armani ter waarde van 362 euro had gestolen, toebehorende aan een winkel. In zaak B was de tenlastelegging dat hij op 2 september 2017 in Amsterdam twee broeken had gestolen van een winkelbedrijf. De verdachte had een lange strafblad met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Tijdens de zitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland en gemotiveerd is om het land te verlaten. Het hof oordeelde dat, gezien deze omstandigheden, een ISD-maatregel niet noodzakelijk was voor de bescherming van de maatschappij. In plaats daarvan werd een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd. Het hof heeft de vonnissen van de rechtbank vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, maar sprak hem vrij van andere beschuldigingen. De op te leggen straf is gebaseerd op de ernst van de feiten, de recidive en de professionaliteit waarmee de diefstallen zijn gepleegd. De voorlopige hechtenis werd opgeheven, aangezien de tijd in voorarrest de opgelegde straf overstijgt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummers: 23-001530-18 en 23-004506-17 (ttz gevoegd)
datum uitspraak: 24 augustus 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 april 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-684535-17 (zaak A) en tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-702460-17 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting HvB Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg in beide strafzaken.
Tegen voormelde vonnissen is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A:
hij op of omstreeks 17 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een jas (merk Armani, waarde 362 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] (gelegen aan het [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Zaak B :
hij op of omstreeks 02 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, in elk geval een of meerdere, broek(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf de [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks terwijl tijdens het plegen van het vorenomschreven misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige (verdachte) tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

De vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd, reeds omdat het hof ter terechtzitting in hoger beroep de twee zaken heeft gevoegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A en B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
hij op 17 december 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een jas, merk Armani, waarde 362 euro, toebehorende aan [winkel], gelegen aan het [adres].
Zaak B:
hij op 2 september 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee broeken, toebehorende aan winkelbedrijf de [naam], zulks terwijl tijdens het plegen van het vorenomschreven misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige (verdachte) tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Hetgeen in de zaken A en B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het in de zaak B bewezen verklaarde levert op:
diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een soortgelijk misdrijf.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A bewezen verklaarde veroordeeld tot een ISD-maatregel met aftrek van voorarrest. De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak B bewezen verklaarde veroordeeld tot één maand gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
Standpunten van partijen
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaken A en B ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte niet wordt veroordeeld tot een ISD-maatregel, maar tot een vrijheidsstraf, bijvoorbeeld voor de duur van drie maanden zoals door de advocaat-generaal gevorderd.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee geraffineerde winkeldiefstallen. In zaak A heeft hij daarbij gebruik gemaakt van een geprepareerde tas; in zaak B heeft hij getracht de beveiligingslabels buiten werking te stellen door deze in aluminiumfolie te wikkelen. In beide gevallen heeft hij dure kledingstukken gestolen. Winkeldiefstal is een hinderlijk en veel voorkomend feit dat veel schade en overlast bij de detailhandel veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 augustus 2018 is hij reeds vele malen eerder ter zake van (winkel)diefstallen onherroepelijk veroordeeld. Bij de verdachte is derhalve sprake van veelvuldige recidive van soortgelijke strafbare feiten, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Gelet op zijn documentatie zou de verdachte in beginsel in aanmerking komen voor een ISD-maatregel. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte inmiddels onherroepelijk geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland, dat hij gemotiveerd is om Nederland te verlaten en dat hij, indien hij in vrijheid gesteld wordt, daarbij op zeer korte termijn geholpen kan worden. Gelet op die omstandigheden acht het hof een ISD-maatregel thans niet noodzakelijk om de maatschappij te beschermen tegen het delictgedrag van de verdachte. Het hof zal hem daarom geen maatregel, maar een vrijheidsstraf opleggen.
Bij de hoogte van de straf heeft het hof acht geslagen op de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Voor een winkeldiefstal met veelvuldige recidive geldt een oriëntatiepunt van één maand gevangenisstraf. Bij de onderhavige zaken zijn strafverhogende omstandigheden van toepassing, te weten de recidive, de hoge waarde van de goederen en de professionaliteit waarmee de diefstallen werden gepleegd, door onder meer het gebruik van een geprepareerde tas.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf zoals door de advocaat-generaal gevorderd passend en geboden. Nu de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis de duur van de op te leggen gevangenisstraf (ver) overstijgt, zal het hof de voorlopige hechtenis opheffen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 43a, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de vonnissen waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak A (met parketnummer 13-684535-17) en in de zaak B (met parketnummer 13-702460-17) ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak A en in de zaak B bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 24 augustus 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Ruige, mr. M. Iedema en mr. H.M.J. Quaedvlieg in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 augustus 2018.
mr. A.N. Biersteker is buiten staat dit arrest te ondertekenen.