Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
- de kwalificatie van het onder 5 bewezen verklaarde en
- de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], voor zover het de kostenveroordeling betreft,
- de verklaring van de verdachte in hoger beroep als bewijsmiddel toevoegt, en
- verzoeken van de raadsman bespreekt, en
- een verweer ten aanzien van de opgelegde maatregel bespreekt.
Bewijsmiddel
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2018. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik in Amsterdam bij de supermarkt [naam 1] en bij de Albert Heijn valse bankbiljetten heb uitgegeven. Ik was er zelf mee belazerd en wilde van de valse 50 euro-briefjes afkomen.
Het klopt dat ik € 834,75 heb gepind met de pinpas van de heer [slachtoffer 1]. Die pinpas heb ik van hem afgepakt en daarna heb ik geld van zijn rekening gehaald.
Kwalificatie van het onder 5 bewezen verklaarde
Verzoeken van de raadsman
Bespreking van verweer ten aanzien van de opgelegde ISD-maatregel
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
€ 834,75 (achthonderdvierendertig euro en vijfenzeventig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€671,55 (zeshonderdeenenzeventig euro en vijfenvijftig cent).
€ 834,75 (achthonderdvierendertig euro en vijfenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
16 (zestien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.