In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling, maar het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld. De feiten van de zaak zijn ontstaan op 27 april 2015 te Egmond aan den Hoef, waar een vechtpartij plaatsvond tussen de verdachte en een groep jongeren. De verdachte heeft aangevoerd dat hij handelde uit noodweer, nadat hij en zijn broer door de jongeren werden aangevallen. De verklaringen van de betrokkenen en getuigen waren tegenstrijdig, waardoor de feitelijke toedracht onduidelijk bleef. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich verdedigde tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding en dat zijn reactie proportioneel was. Hierdoor kon niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de hem ten laste gelegde mishandeling. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was aan het handelen waardoor de schade zou zijn veroorzaakt.