In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 27 juli 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van circa € 10.000,00, dat hij op 15 juli 2017 in Amsterdam voorhanden had. Tijdens een verkeerscontrole werd de verdachte, die in een Duitse huurauto reed, aangehouden. Bij doorzoeking van de auto werd een stapel bankbiljetten aangetroffen onder de bestuurdersstoel, alsook een bedrag van € 385,00 in zijn broekzak. De verdachte gaf aan dat het geld bedoeld was om een auto te kopen, maar zijn verklaringen waren inconsistent en niet verifieerbaar. Het hof oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, en dat de verdachte hiervan op de hoogte was.
Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan het ten laste gelegde witwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarbij de tijd in voorarrest in mindering zou worden gebracht. Daarnaast werden de in beslag genomen bankbiljetten verbeurd verklaard. Het hof baseerde zijn beslissing op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, en benadrukte dat witwassen een ernstige bedreiging vormt voor de legale economie.