ECLI:NL:GHAMS:2018:3057

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2018
Zaaknummer
23-000242-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing van een strafzaak naar de politierechter wegens nietigheid van de eerdere behandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 9 januari 2018 was gewezen. De verdachte was in deze zaak beschuldigd van het beledigen van een ambtenaar en het voorhanden hebben van een nabootsing van een vuurwapen. Tijdens het hoger beroep bleek dat de raadsvrouw van de verdachte niet op de juiste wijze was geïnformeerd over de datum van de terechtzitting in eerste aanleg, waardoor zij niet aanwezig kon zijn. Dit leidde tot de conclusie dat de politierechter niet aan de behandeling van de zaak had mogen toekomen. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een verzuim dat tot nietigheid leidt, en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De zaak is teruggeworpen naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling, waarbij het hof heeft benadrukt dat de verdachte recht heeft op berechting in twee feitelijke instanties. De beslissing van het hof is genomen in het kader van de waarborgen die de wet biedt aan verdachten in strafzaken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000242-18
Datum uitspraak: 11 juni 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 januari 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-199417-16 en 15-014816-15 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 juni 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 29 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer], buitengewoon opsporingsambtenaar werkzaam bij de Nederlandse Spoorwegen, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "Je kankermoeder", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2:
hij op of omstreeks 29 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een vuurwapen, Glock 32, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de politierechter in de rechtbank Amsterdam ter terechtzitting van 9 januari 2018 niet aan de behandeling ten gronde had mogen toekomen, aangezien de raadsvrouw van de verdachte niet op bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de dag van de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof overweegt daaromtrent het volgende, uitgaande van het in vaste rechtspraak van de Hoge Raad ontwikkelde besliskader.
Ingevolge art. 423, eerste lid, Sv behoort het hof, indien de hoofdzaak door de rechtbank is beslist en sprake is van een ter gelegenheid van de behandeling en beslissing van de zaak in eerste aanleg tot nietigheid leidend verzuim, na een geheel nieuwe behandeling van de zaak in hoger beroep, de uitspraak van de eerste rechter te vernietigen, maar niet, vervolgens, de zaak terug te wijzen naar de eerste rechter op de grond dat de verdachte een aanleg heeft ontbeerd.
Voor enkele gevallen waarin de eerste rechter de hoofdzaak wel heeft beslist dient een uitzondering op de hiervoor bedoelde hoofdregel te worden gemaakt. Het in art. 423, tweede lid, Sv besloten liggende beginsel dat een verdachte in aan hoger beroep onderworpen zaken aanspraak heeft op berechting in twee feitelijke instanties brengt mee dat, na vernietiging van het vonnis in eerste aanleg, de zaak wordt teruggewezen naar de eerste rechter, tenzij door de advocaat-generaal en de verdachte de beslissing van de hoofdzaak door het hof is verlangd.
Van een geval als hiervoor bedoeld is – onder meer – sprake wanneer de rechter ter terechtzitting aan de behandeling ten gronde niet had mogen toekomen omdat een van de overige personen die een kernrol vervullen bij het onderzoek ter terechtzitting aldaar niet is verschenen, terwijl hij niet op de bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de dag van de terechtzitting en zich evenmin een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat die dag hem tevoren bekend was. Tot zodanige personen dienen, naast de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie, slechts de verdachte en diens raadsman te worden gerekend (vgl. HR 7 mei 1996, NJ 1996/557 en ECLI:NL:HR:2017:3021).
In dit geval is het ernstig vermoeden gerezen dat de raadsvrouw van de verdachte, die zich tijdig in eerste aanleg heeft gesteld, niet op de hoogte is gesteld van de dag van de terechtzitting in eerste aanleg, waardoor zij op die terechtzitting niet verschenen. De verdachte, aan wie blijkens de akte van uitreiking, de dagvaarding niet in persoon betekend, is evenmin ter terechtzitting van de politierechter verschenen. De politierechter heeft desalniettemin het onderzoek van de strafzaak voortgezet, gesloten en bij verstek eindvonnis gewezen. Dit brengt mee dat zich een van de voormelde in de rechtspraak van de Hoge Raad bedoelde uitzonderingssituaties voordoet en dat de zaak, nu de raadsvrouw ter terechtzitting terugwijzing naar de politierechter heeft verlangd, met vernietiging van het vonnis waarvan beroep zal worden teruggewezen naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep.
Wijst de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen op de inleidende dagvaarding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. R. Kuiper en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 juni 2018.
Mr. G.M. Boekhoudt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.