Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.de vennootschap naar buitenlands rechtENEL S.p.A.,
ENELPOWER S.p.A.,
ALBANIABEG AMBIENT Sh.p.k.,
ALBANIABEG AMBIENT Sh.p.k.,
1.de vennootschap naar buitenlands rechtENEL S.p.A.,
ENELPOWER S.p.A.,
ENEL INVESTMENT HOLDING B.V.,
ENEL FINANCE INTERNATIONAL N.V.,
ENEL INSURANCE N.V.,
INTERNATIONAL ENDESA B.V.,
ENEL GREEN POWER S.p.A,
ENEL GREEN POWER DEVELOPMENT B.V.,
ENEL ESN MANAGEMENT B.V.,
HYDROMAC ENERGY B.V.,
1.Het geding in hoger beroep
- akte na 843a-incident zijdens Enel c.s. en de dochtermaatschappijen, met producties;
- antwoordakte na het art. 843a Rv incident zijdens ABA, met producties.
2.Feiten
‘special purpose company’ (SPC) met BEG en Enelpower als aandeelhouders voor respectievelijk 51% en 49%. Deze SPC zou de waterkrachtcentrale feitelijk gaan exploiteren. De door de waterkrachtcentrale opgewekte elektriciteit en de bijbehorende groencertificaten zouden door de SPC worden verkocht aan Enel, die de elektriciteit in Italië zou verhandelen. Voor zover van belang vermeldt de samenwerkingsovereenkomst het volgende:
BEG will carry out plan implementation activities and subsequent
Enelpower will carry out plan implementation activities and
in the context of this Final Agreement, to carry out the Plan through the final
to enter into any other agreements with the Albanian government to carry out the
thoughts
(…)”
3.Beoordeling
grief 1 in het principaal appel in 200.175.195/01 en in het incidenteel appel in 200.201.407/01komen Enel c.s. en de dochtermaatschappijen op tegen enkele door de rechtbank vastgestelde feiten. De grief slaagt voor zover de rechtbank heeft vastgesteld dat het EHRM de klachten van Enel c.s. kennelijk ongegrond heeft verklaard. Het EHRM, vertegenwoordigd door Judge P. Mahony, heeft Enel c.s. bij beslissing van 15 mei 2014 niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoeken omdat niet was voldaan aan de eisen van de artikelen 34 en 35 van het EVRM. (zie rov. 2.17 hiervoor).
op exclusieve basiszouden worden verkocht aan Enel, hebben Enel c.s. en de dochtermaatschappijen (nog) geen belang bij bespreking van die grief, gelet op de procesafspraak weergegeven in rov. 3.7. Ditzelfde geldt voor zover gegriefd is tegen de volgens Enel c.s. en de dochtermaatschappijen onvolledige weergave van de feiten die betrekking hebben op de door ABA gelegde beslagen en afgegeven derdenverklaringen. Zo nodig zal hierop in een later stadium worden teruggekomen.
grieven 2 en 3 in het principaal appel in 200.175.195/01 en in het incidenteel appel in 200.201.407/01)aangevoerd dat de rechtbank zich ten onrechte bevoegd heeft geacht van de vorderingen van ABA kennis te nemen.
grieven 4 tot en met 8 in het principaal appel in 200.175.195/01 en in het incidenteel appel in 200.201.407/01) aan de orde dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het Albanese vonnis op de voet van artikel 431 lid 2 Rv in Nederland kan worden erkend. Volgens Enel c.s. en de dochtermaatschappijen voldoet het Albanese vonnis aan geen van de door de Hoge Raad in het Gazprombank-arrest geformuleerde vereisten.
fair trialals bedoeld in artikel 6 EVRM. Het onder iii bedoelde criterium betreft de gevolgen van de erkenning voor de Nederlandse openbare orde. De erkenning van de buitenlandse beslissing mag niet leiden tot gevolgen die afbreuk doen aan fundamentele waarden en beginselen van de Nederlandse rechtsorde. Bij de toetsing aan de onder ii en iii bedoelde criteria geldt dat geen inhoudelijke herbeoordeling van de buitenlandse beslissing plaatsvindt. Er is geen ruimte voor een eigen onderzoek naar de juridische of feitelijke juistheid van de buitenlandse beslissing. Dat laat onverlet dat de inhoud van de buitenlandse beslissing wel kan worden betrokken bij de beantwoording van de vraag of de buitenlandse beslissing tot stand is gekomen in een met voldoende waarborgen omklede gerechtelijke procedure en of de erkenning van de buitenlandse beslissing niet strijdig is met de Nederlandse openbare orde.
fair trial)indien een rechterlijke beslissing willekeurig of manifest onredelijk is:
“Although it is not the Court’s function under Article 6 § 1 to deal with errors of fact or law allegedly committed by the domestic courts, decisions that are “arbitrary or manifestly unreasonable” may be found incompatible with the guarantees of a fair hearing”(EHRM 31 juli 2014, zaak nr. 1774/11,
Nemtsov/Rusland,rov. 88). Daarbij geldt: “(…)
that if the error of law or fact by the national court is so evident as to be characterised as a “manifest error” – that is to say, is an error that no reasonable court could ever have made –, it may be such as to disturb the fairness of the proceedings.”(EHRM 5 februari 2015, zaak nr. 22251/08,
Bochan/Oekraïne, rov. 62). Het EHRM is verder van oordeel dat
“(…) whilst acknowledging the domestic judicial authorities’ prerogative to assess the evidence and decide what is relevant and admissible, the Court reiterates that Article 6 § 1 places the “tribunal” under a duty to conduct a proper examination of the submissions, arguments and evidence adduced by the parties”(EHRM 15 november 2007, zaak nr. 72118/01
Khamidov/Rusland, rov. 173). Ten aanzien van de motivering van een rechterlijke beslissing geldt daarbij dat:
“According to the Court’s established case-law reflecting a principle linked to the proper administration of justice, judgments of courts and tribunals should adequately state the reasons on which they are based. The extent to which this duty to give reasons applies may vary according to the nature of the decision and must be determined in the light of the circumstances of the case (…). The notion of a fair procedure requires that a national court did in fact address the essential issues which were submitted to its jurisdiction”(EHRM 25 september 2012, zaak nr. 59102/08,
Vojtěchová/Slovakia, rov. 35).
profit) dat voor ABA zou hebben opgeleverd. In hun rapport hebben de Experts becijferd wat de jaarlijkse verkoopbare energieopbrengst van het Project zou zijn geweest (297 miljoen KWh voor 2004 en 371 miljoen KWh voor latere jaren) en vervolgens voor 2004 uitgerekend tegen welke prijzen die energie verkocht had kunnen worden. Voor de jaren 2005 tot en met 2011 konden de verkoopprijzen (nog) niet worden vastgesteld en is volstaan met de formule
Vn = (Q x Pn) + (Q x Pcn)waarin de prijzen voor latere jaren nog ingevuld moesten worden.
gross income) hebben gegeven en dat voor de berekening van de winst (
net profits) de te maken kosten daar nog van zouden moeten worden afgetrokken.
winstniet gelijk is aan bruto omzet, maar aan bruto omzet na aftrek van (bepaalde) kosten, is als zodanig tussen partijen zowel in de procedure in Albanië als in de huidige procedure evenmin in geschil. De derde en vierde vraag aan de Experts zagen ook op winst (zie rov. 2.6).
arbitrary and manifestly unreasonableen dat de Albanese rechtsgang daarmee niet voldoet aan de op grond van artikel 6 EVRM daaraan te stellen eisen. Dit betekent dat het Albanese vonnis niet tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging. Bovendien zou de erkenning van het Albanese vonnis tot gevolg hebben dat Enel c.s. in Nederland gehouden zouden kunnen worden tot nakoming van een willekeurige en evident onjuiste en onredelijke rechterlijke beslissing, hetgeen in strijd is met fundamentele waarden en beginselen van de Nederlandse rechtsorde. Daarmee is erkenning van het op bovengenoemde wijze tot stand gekomen vonnis, in de zin dat daaraan in Nederland geheel of gedeeltelijk rechtsgevolgen worden toegekend, strijdig met de openbare orde, zowel wat het procedurele aspect (rov. 3.22. onder ii) als wat het materiële aspect betreft (rov. 3.22. onder iii).
effective remedyzou zijn geweest, aldus ABA.
“constitutional rights to a fair hearing”, waardoor Enel c.s. niet alle gebreken aan het Albanese vonnis aan de orde hadden kunnen stellen en op welk punt zij tegengeworpen zouden krijgen dat sprake was geweest van een zeer uitvoerige procedure op tegenspraak, waarin Enel c.s. hun zaak meerdere malen hadden mogen bepleiten en ook bewijslevering had plaatsgevonden. Zelfs indien het Constitutioneel Hof van Albanië de klachten gegrond zou hebben bevonden, had het de bestreden uitspraak ook slechts kunnen vernietigen en de zaak opnieuw moeten terugverwijzen naar lagere instanties die de argumenten van Enel c.s. onbehoorlijk hadden afgedaan, aldus steeds Enel c.s., zodat aanwending van dat rechtsmiddel in redelijkheid zinloos was te achten.
effective remedyte kunnen leiden.
Indien de aan de wijze van totstandkoming van de beslissing van een buitenlandse rechter toegeschreven tekortkomingen - in dit geval: schending van de motiveringsplicht en schending van het beginsel van hoor en wederhoor - door het aanwenden van een rechtsmiddel hadden kunnen worden hersteld en niet is gebleken dat de door de beslissing bezwaarde procespartij tot het aanwenden van een rechtsmiddel niet in staat is geweest, kan deze beslissing niet met een beroep op strijd met de openbare orde van erkenning en/of tenuitvoerlegging hier te lande worden uitgesloten.”
fair hearing, als in de Albanese grondwet gewaarborgd, zijn geschonden. In dit geval was er een procedure op tegenspraak in drie instanties geweest, waarbij Enel c.s. meermalen in de gelegenheid waren gesteld hun standpunt kenbaar te maken en bewijs aan te dragen. Dat Enel c.s. geen eerlijke kans hadden gehad om hun standpunten naar voren te brengen was ook niet het bezwaar. De klacht was veeleer dat daarop in drie instanties in het geheel niet was gerespondeerd en dat aldus een volstrekt willekeurig en evident onjuist en onredelijk vonnis was gewezen en in stand gelaten. In die situatie konden Enel c.s. in redelijkheid menen dat van het buitengewone rechtsmiddel bij het Constitutioneel Hof van Albanië in dit geval geen
effective remedyin de zin van herstel van de hiervoor bedoelde gebreken te verwachten viel. Daarbij komt dat hier naar het oordeel van het hof rekening gehouden dient te worden met de aard en het gewicht van de geconstateerde schending van de openbare orde. Dit betekent dat zelfs als van dit buitengewoon rechtsmiddel toch nog enig effect viel te verwachten, het enkele onbenut laten daarvan er in de gegeven omstandigheden niet toe kan leiden dat, in weerwil van voormeld oordeel over het karakter van dat vonnis als strijdig met art. 6 EVRM, daaraan jegens Enel c.s. in Nederland gezag zou kunnen worden toegekend.