ECLI:NL:GHAMS:2018:2989
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot beëindiging van voogdij door biologische vader die kind niet heeft erkend
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een biologische vader, [de man], die zijn kind, [de minderjarige], niet heeft erkend. De vader verzocht om beëindiging van de voogdij van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam (de GI), en om hem te benoemen tot voogd. De GI verzocht het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, omdat hij geen juridische bloedverwant is van [de minderjarige]. Het hof oordeelde dat de vader, hoewel biologisch verwant, niet kan worden beschouwd als bloedverwant in de zin van de wet, omdat hij het kind niet heeft erkend. De rechtbank had eerder de vader al niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek op basis van artikel 1:253c en 1:274 van het Burgerlijk Wetboek, en het hof bevestigde deze beslissing. Het hof vernietigde de bestreden beschikking en verklaarde de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek om voogdij. De uitspraak benadrukt het belang van juridische erkenning in het familierecht en de voorwaarden waaronder een verzoek tot beëindiging van voogdij kan worden ingediend.