ECLI:NL:GHAMS:2018:2935

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
23-000209-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van het negeren van rood licht en gevaarlijk rijgedrag op 12 juli 2016 te Badhoevedorp. Het hof heeft het hoger beroep behandeld op 13 juli 2018 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. De tenlastelegging omvatte meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet, waaronder het negeren van verkeerslichten en het rijden met hoge snelheid, wat gevaar voor andere weggebruikers veroorzaakte.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, maar heeft de overige beschuldigingen niet bewezen verklaard. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 4 maanden. In hoger beroep heeft het hof de straffen bevestigd, waarbij het de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen. Het hof oordeelde dat de verdachte gevaarlijk rijgedrag had vertoond en dat zijn eerdere overtredingen in aanmerking moesten worden genomen. De straffen zijn gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000209-17
datum uitspraak: 27 juli 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-206648-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte heeft, blijkens de akte instellen hoger beroep van 11 januari 2017, betrekking op de veroordeling ter zake van feit 2 (overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994) en is derhalve niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans nog aan de orde - ten laste gelegd dat:

2.hij op of omstreeks 12 juli 2016 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een voertuig (scooter), daarmee rijdende op de weg(en),

- de Sloterweg gekomen op en/of nabij de kruising met de Schipholweg een voor hem, verdachte, rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (vervolgens)
- de Sloterweg gekomen op/en of nabij de kruising met de Burgemeester Amersfoordtlaan een voor hem, verdachte, rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (vervolgens)
- de Burgemeester Amersfoordtlaan gekomen op en/of nabij de kruising met de Zeemanlaan een voor hem, verdachte, rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd waarbij een bus snelheid moest minderen om een aanrijding met hem, verdachte, te voorkomen en/of (vervolgens) , de Havikstraat met hoge snelheid althans met een ter plaatse niet verantwoorde snelheid , slingerend heeft gereden en/of (vervolgens)
- de Havikstraat niet heeft voldaan aan zijn, verdachtes, verplichting te stoppen nadat hem een stopteken was getoond wat bestond uit het oplichten van het "stop" transparant aan de voorzijde van het opvallend dienstvoertuig en het voeren van optische- en geluidssignalen en/of (vervolgens)
- op één of meer genoemde wegen met hoge snelheid, althans met een niet verantwoorde snelheid heeft gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

2.hij op of omstreeks 12 juli 2016 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een voertuig (scooter), daarmee rijdende op de weg,

- op de Sloterweg gekomen op de kruising met de Schipholweg een voor hem, verdachte, rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en
- op de Sloterweg gekomen op de kruising met de Burgemeester Amersfoordtlaan een voor hem, verdachte, rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd, waarbij een bus snelheid moest minderen om een aanrijding met hem, verdachte, te voorkomen en
- op de Havikstraat met hoge snelheid slingerend heeft gereden en
- op één of meer genoemde wegen met hoge snelheid heeft gereden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die wegen werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep, voor zover nog aan de orde, zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft verzocht om een lagere straf op te leggen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte al flink gestraft is voor het feit: zo heeft hij een boete gekregen, is hij zijn baan verloren en heeft hij een kostbare cursus moeten volgen. Daarnaast is verzocht om rekening te houden met de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de omstandigheid dat hij zich de laatste tijd met succes heeft ingespannen, onder andere door middel van het volgen van een opleiding, om een baan als beveiligingsmedewerker te verkrijgen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag. Hij heeft als bestuurder van een motorrijtuig gepoogd om aan de politie te ontkomen en heeft daarbij tweemaal een rood verkeerslicht genegeerd en het andere verkeer gehinderd. Ook heeft hij met een hoge snelheid slingerend door straten gereden waar op dat moment meerdere personen liepen. De verdachte heeft door aldus te handelen de verkeersveiligheid van andere verkeersdeelnemers en voetgangers in gevaar gebracht. Daarbij komt nog dat de verdachte enkele ogenblikken voor het begaan van het onderhavige feit zijn bromfiets - die in beslag was genomen in verband met een eerdere snelheidsovertreding - retour had gekregen. Dit heeft de verdachte er desondanks niet van weerhouden om direct daarna een nieuw strafbaar feit te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, de straffen zoals opgelegd door de politierechter passend en geboden. Noch in hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd noch in de openhartigheid waarmee de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep over zijn handelen heeft verklaard ziet het hof enige aanleiding om een lagere straf op te leggen; dit zou te zeer voorbijgaan aan de ernst van het bewezenverklaarde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover nog inhoudelijk aan de orde - en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. M.J.A. Duker en mr. M.C. Oostendorp, in tegenwoordigheid van R. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 juli 2018.
mrs. M.J.A. Duker en M.C. Oostendorp zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]