In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een semi-automatisch vuurwapen en munitie. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte werd ten laste gelegd dat hij op 25 september 2016 te Den Helder, samen met anderen, een vuurwapen en scherpe kogelpatronen voorhanden had. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd bevestigd, en het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft echter rekening gehouden met de verslechterde gezondheid van de verdachte, die door een oogbacterie zijn zicht had verloren en daardoor zijn baan had moeten opgeven. Gezien deze bijzondere omstandigheden heeft het hof besloten om de gevangenisstraf om te zetten naar een geheel voorwaardelijke straf van vier maanden.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften genoemd, waaronder artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, waarbij twee rechters buiten staat waren om te ondertekenen.