ECLI:NL:GHAMS:2018:2932

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
23-003138-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake voorhanden hebben van een semi-automatisch vuurwapen en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een semi-automatisch vuurwapen en munitie. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte werd ten laste gelegd dat hij op 25 september 2016 te Den Helder, samen met anderen, een vuurwapen en scherpe kogelpatronen voorhanden had. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.

De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd bevestigd, en het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft echter rekening gehouden met de verslechterde gezondheid van de verdachte, die door een oogbacterie zijn zicht had verloren en daardoor zijn baan had moeten opgeven. Gezien deze bijzondere omstandigheden heeft het hof besloten om de gevangenisstraf om te zetten naar een geheel voorwaardelijke straf van vier maanden.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften genoemd, waaronder artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, waarbij twee rechters buiten staat waren om te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003138-17
datum uitspraak: 27 juli 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-087968-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 25 september 2016 te Den Helder, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, en/of munitie van categorie III, te weten scherpe kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 september 2016 te Den Helder een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, en munitie van categorie III, te weten scherpe kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een semi-automatisch vuurwapen en munitie. Het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. De verdachte heeft dit risico nog eens vergroot door het doorgeladen vuurwapen achteloos onder een auto op straat te gooien en te verbergen onder een auto voordat hij werd aangehouden.
Gezien de aard en ernst van het feit acht het hof de straf zoals opgelegd door de politierechter passend. Ter terechtzitting in hoger beroep is echter, mede door overlegging van medische bescheiden, aannemelijk geworden dat de gezondheidssituatie van de verdachte zeer sterk verslechterd is sinds een aantal maanden. Ten gevolge van een oogbacterie is het zicht van de verdachte in korte tijd zodanig aangetast dat hij slechts nog silhouetten ziet. Hierdoor is hij zijn baan verloren en is hij vooral aan zijn huis gebonden. Doordat de verdachte geen zorgverzekering had, is hij tevens geconfronteerd met hoge ziektekosten. Momenteel is hij bezig met het proces van het accepteren van deze plotselinge visuele handicap alsmede met het zelfredzaam worden. Het hof acht het niet opportuun om dit proces te verstoren met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op deze zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden acht het hof, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. M. Iedema en mr. M.C. Oostendorp, in tegenwoordigheid van R. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 juli 2018.
mrs. M.J.A. Duker en M.C. Oostendorp zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]