ECLI:NL:GHAMS:2018:2891
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Voorlopige hechtenis en ernstige bezwaren in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1966 en thans verblijvende in het huis van bewaring PI Alphen aan den Rijn, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, die op 18 juli 2018 een bevel tot gevangenhouding had gegeven. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsvrouw van de verdachte, mr. H.A.F.C. Tack, een mondeling verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld en kennisgenomen van de relevante stukken. Het hof heeft zich verenigd met de beschikking van de rechtbank, met uitzondering van de gronden van vluchtgevaar en de onderzoeksgrond, die zijn komen te vervallen. Het hof heeft geconcludeerd dat de ernstige bezwaren tegen de verdachte, die van aanvang af al sterk genoeg waren, niet hoeven toe te nemen naarmate de voorlopige hechtenis vordert. De verdachte wordt verdacht van betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen in georganiseerd verband, wat de vrees rechtvaardigt dat hij bij vrijlating opnieuw in deze activiteiten zal vervallen.
Het hof heeft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, omdat er sprake is van zeer ernstige feiten en een geschokte rechtsorde. Bij afweging van de omstandigheden heeft het hof geen bijzondere persoonlijke omstandigheden kunnen vaststellen die een schorsing zouden rechtvaardigen. De beslissing van het hof was om het beroep tegen de bestreden beschikking en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen.