ECLI:NL:GHAMS:2018:2891

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
13 augustus 2018
Zaaknummer
15/871224-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en ernstige bezwaren in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1966 en thans verblijvende in het huis van bewaring PI Alphen aan den Rijn, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, die op 18 juli 2018 een bevel tot gevangenhouding had gegeven. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsvrouw van de verdachte, mr. H.A.F.C. Tack, een mondeling verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld en kennisgenomen van de relevante stukken. Het hof heeft zich verenigd met de beschikking van de rechtbank, met uitzondering van de gronden van vluchtgevaar en de onderzoeksgrond, die zijn komen te vervallen. Het hof heeft geconcludeerd dat de ernstige bezwaren tegen de verdachte, die van aanvang af al sterk genoeg waren, niet hoeven toe te nemen naarmate de voorlopige hechtenis vordert. De verdachte wordt verdacht van betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen in georganiseerd verband, wat de vrees rechtvaardigt dat hij bij vrijlating opnieuw in deze activiteiten zal vervallen.

Het hof heeft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, omdat er sprake is van zeer ernstige feiten en een geschokte rechtsorde. Bij afweging van de omstandigheden heeft het hof geen bijzondere persoonlijke omstandigheden kunnen vaststellen die een schorsing zouden rechtvaardigen. De beslissing van het hof was om het beroep tegen de bestreden beschikking en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring PI Alphen aan den Rijn,
tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 18 juli 2018, houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 20 juli 2018, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsvrouw mr. H.A.F.C. Tack.
Bij de behandeling in raadkamer heeft de raadsvrouw namens de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep en de gronden waarop deze berust met uitzondering van het vluchtgevaar en de onderzoeksgrond. Deze gronden komen te vervallen.
Met betrekking tot de ernstige bezwaren sluit het hof zich aan bij de motivering van de rechtbank en neemt deze over. Anders dan door de raadsvrouw is betoogd behoeven deze ernstige bezwaren niet toe te nemen naar mate de voorlopige hechtenis vordert indien deze ernstige bezwaren van aanvang af voldoende sterk zijn om de voorlopige hechtenis ook in dit stadium nog te dragen zoals hier het geval is.
Gelet op de periode waarop de ernstige bezwaren betrekking hebben, de aangetroffen geldbedragen en de wapens, lijkt het erop dat de verdachte betrokken is bij de handel in verdovende middelen in georganiseerd verband en met een zekere professionaliteit. Dit rechtvaardigt de vrees dat de verdachte bij vrijlating zich daarmee opnieuw bezig zal houden. Zowel de zogenoemde twaalfjaarsgrond als de recidivegrond worden daarom gehandhaafd.
Het hof ziet geen aanleiding de recidivegrond verder aan te vullen met het gevaar voor de gezondheid en veiligheid van personen zoals door de advocaat-generaal is gevorderd.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing overweegt het hof dat er sprake is van zeer ernstige feiten en een geschokte rechtsorde. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Daarvan is niet gebleken. Om die reden zal het hof het verzoek van de verdachte afwijzen.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 8 augustus 2018 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. F.A. Hartsuiker en H.M.J. Quaedvlieg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. Grote Ganseij als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 8 augustus 2018,
de advocaat-generaal