ECLI:NL:GHAMS:2018:2890
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Opheffing voorlopige hechtenis in het kader van ISD-vordering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1982 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 11 juli 2018, die het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K. Cras, gehoord.
Het hof oordeelt dat het openbaar ministerie geen misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden door in een laat stadium alsnog een ISD-rapportage aan te vragen. Het hof stelt vast dat het openbaar ministerie vrij is om, op basis van aanvullende informatie zoals een reclasseringsrapport, in elk stadium van de procedure de ISD-maatregel te overwegen. Echter, gezien het feit dat de ISD-rapportage niet eerder dan op 21 september 2018 kan worden verwacht en er op 30 oktober 2018 nog getuigenverhoren zullen plaatsvinden, concludeert het hof dat de voorlopige hechtenis moet worden opgeheven. Dit is in overeenstemming met artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing van het hof is als volgt: de eerdere beslissing wordt vernietigd en de voorlopige hechtenis van de verdachte wordt opgeheven. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal brengt de beschikking ter kennis van de verdachte.