ECLI:NL:GHAMS:2018:2885

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
13 augustus 2018
Zaaknummer
13/654082-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en recidivegevaar in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2018 in raadkamer uitspraak gedaan over het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1985 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was in detentie in het Justitieel Complex Zaanstad. Het hof behandelde het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 16 juli 2018, waarin het bevel tot gevangenhouding werd gegeven en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen.

Het hof heeft de stukken van de zaak en de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 17 juli 2018 bestudeerd, waarin het hoger beroep werd ingesteld. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.C. van Bunnik, gehoord. Het hof concludeert dat er voldoende ernstige bezwaren zijn voor de betrokkenheid van de verdachte bij een inbraak, maar niet voor het medeplegen van een diefstal met geweld. De twaalfjaarsgrond voor voorlopige hechtenis vervalt, maar het hof ziet wel gevaar voor recidive, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor gekwalificeerde vermogensdelicten.

Het hof oordeelt dat het schorsingsverzoek van de verdachte onvoldoende onderbouwd is, vooral omdat het reclasseringsrapport nog niet is afgerond. Daarom wordt het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De beslissing van het hof is dat het beroep tegen de bestreden beschikking wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon-of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring Justitieel Complex Zaanstad,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 16 juli 2018, houdende bevel tot zijn gevangenhouding en afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 17 juli 2018, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsvrouw mr. S.C. van Bunnik.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep maar niet met de gronden waarop deze berust.
Het hof is van oordeel dat het dossier voldoende ernstige bezwaren bevat voor de betrokkenheid van de verdachte bij de op de vordering inbewaringstelling vermelde inbraak, maar in dit stadium niet voor het medeplegen van een diefstal met geweld. Om die reden dient de zogenoemde twaalfjaarsgrond te vervallen.
Het hof acht wel gevaar voor recidive aanwezig in de zin dat gevreesd moet worden dat de verdachte bij invrijheidstelling zich schuldig zal maken aan een feit waarop een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld. Er bestaan ernstige bezwaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een inbraak in de nachtelijke uren. Onduidelijk is wat hem hiertoe heeft gebracht of wat de achtergrond van dit mogelijke gedrag is. Daar komt bij dat de verdachte zich in het verleden meermalen schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde vermogensdelicten. Onder die omstandigheden kan het hof gevaar voor recidive niet uitsluiten. De recidivegrond wordt om die reden ten grondslag gelegd aan de voorlopige hechtenis.
Het hof acht op dit moment het schorsingsverzoek onvoldoende onderbouwd in het licht van vorenstaande. Daarbij komt dat op dit moment het op handen zijnde reclasseringsrapport nog niet is afgerond. Het hof kan de daarin opgenomen informatie dus ook niet bij zijn beslissing kan betrekken. Om die reden zal het hof het schorsingsverzoek van de verdachte afwijzen.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven op 8 augustus 2018 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. F.A. Hartsuiker en H.M.J. Quaedvlieg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. Grote Ganseij als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 8 augustus 2018,
de advocaat-generaal