In deze zaak, die na verwijzing door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om de verdeling van de gemeenschap na een echtscheiding tussen een vrouw en een man. De Hoge Raad had eerder de beschikking van het gerechtshof Den Haag vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam. De vrouw had een schadevergoeding van € 603.263,- ontvangen na een auto-ongeluk veroorzaakt door de man, en had een bedrag van € 50.000,- aan haar familie ter hand gesteld. Het hof moest nu vaststellen wat de omvang van het repriserecht van de vrouw was, aangezien zij niet in staat was om haar vordering volledig op de gemeenschap te verhalen. Het hof oordeelde dat de vrouw recht had op de helft van het bedrag dat zij niet op de gemeenschap kon verhalen, en dat de man veroordeeld werd tot betaling van € 260.000,- aan de vrouw. De beslissing van het hof is gebaseerd op de feiten die eerder door de Hoge Raad zijn vastgesteld, en houdt rekening met de bedragen die de vrouw aan haar familie heeft gegeven. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Rotterdam vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was, en heeft de man veroordeeld tot betaling van het genoemde bedrag aan de vrouw.