ECLI:NL:GHAMS:2018:2842

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
23-003688-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad in een zaak van belaging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De zaak betreft een verdachte die eerder door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland was veroordeeld voor belaging, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een werkstraf van 100 uren. De verdachte ging in hoger beroep, waarna het gerechtshof in 2016 het vonnis vernietigde en de verdachte opnieuw veroordeelde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. De Hoge Raad vernietigde dit arrest in oktober 2017 en verwees de zaak terug naar het gerechtshof voor herbehandeling.

Tijdens de zitting op 25 juli 2018 heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht. De tenlastelegging omvatte verschillende gedragingen van de verdachte die als belaging konden worden gekwalificeerd. Het hof oordeelde echter dat, hoewel het gedrag van de verdachte onfatsoenlijk en hinderlijk was, het niet voldeed aan de criteria voor stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zoals bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. Het hof kwam tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, en sprak de verdachte vrij.

Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, die zich had gevoegd in het strafproces met een schadevergoeding van € 1.553,86. Aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003688-17
datum uitspraak: 8 augustus 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen - na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 10 oktober 2017 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 juni 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-033959-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1954,
adres: [adres].

Procesgang

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte ter zake van belaging veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van drie jaren en een werkstraf van 100 uren.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 26 april 2016 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte ter zake van belaging veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld op 3 mei 2016.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 10 oktober 2017 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, deze op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juli 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2012 tot en met 09 maart 2013 in de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij verdachte
- toen daar onverhoeds foto-opnames gemaakt van (de zoon) [naam 1] en/of
- ( de werkgever van) en/of de echtgenote van [slachtoffer], gebeld en/of bezocht en aldaar een verhaal afgestoken over het criminele verleden van [slachtoffer] voornoemd en over de tot over zijn oren verslaafde zoon [naam 1] en/of
- een brief (d.d. 21 februari 2013) heeft verstuurd aan [naam 2], de werkgever van de echtgenote van [slachtoffer], met als inhoud onder meer negatieve uitlatingen over de zoon van [slachtoffer] (drugsgebruiker en criminele vrienden) en/of
- de receptie van het Medisch Centrum, in welk pand de fysiotherapiepraktijk van [slachtoffer] voornoemd is gevestigd te bellen en/of te bezoeken en zich vervelend/negatief te uiten over de zoon van [slachtoffer] en/of daar een brief af te geven aan de receptioniste [naam 3] gericht aan/voor [slachtoffer] en daarbij op te merken dat de receptioniste die brief ook moest lezen en/of
- een brief (d.d. 22 februari 2013) te zenden aan het BIG-register met daarin o.m. de vraag of [slachtoffer] in het BIG-register is ingeschreven en/of een kopie van die brief af te geven aan de receptioniste van [naam 3] en daarbij op te merken dat zij die brief zelf ook moest lezen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof niet komt tot een bewezenverklaring van het aan de verdachte ten laste gelegde feit.

Vrijspraak

Het hof stelt op grond van de stukken uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat de verdachte gedurende een periode van anderhalve maand de aangever en diens echtgenote alsook hun beider werkgevers enkele malen heeft benaderd en zich daarbij negatief heeft uitgelaten over hun zoon en/of over aangever. Dit gedrag is zeer onfatsoenlijk en afkeurenswaardig en moet bijzonder hinderlijk zijn geweest voor de aangever en zijn gezin. Evenwel kunnen deze gedragingen gelet op de aard, de intensiteit, de duur en de frequentie daarvan niet worden beschouwd als een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer in de betekenis die daaraan toekomt in artikel 285b Wetboek van Strafrecht. Met betrekking tot de door de verdachte bij het BIG-register opgevraagde informatie constateert het hof dat dit een ieder is toegestaan.
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.553,86 bestaande uit € 1.545,00 aan immateriële schade en € 8,86 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 1.000,00, bestaande uit de volledige materiële schade en een deel van de gevorderde immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – op 29 januari 2018 in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. F.A. Hartsuiker en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 augustus 2018.
Mr. A.M. Kengen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]