ECLI:NL:GHAMS:2018:2840

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
23-001403-6
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld plegen in vereniging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2016. De verdachte, geboren in 1986 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor openlijk geweld plegen in vereniging, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel bij twee slachtoffers op 27 december 2015 in Amsterdam. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de eerdere zittingen. De tenlastelegging omvatte meerdere vormen van geweld tegen de slachtoffers, waaronder het toebrengen van steekwonden met een scherp voorwerp.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld. Het hof heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen in overweging genomen, evenals de verklaring van de verdachte zelf. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk een wezenlijke bijdrage had geleverd aan het gevecht, maar sprak hem vrij van het steken met glas, omdat dit door een medeverdachte was gedaan.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte schuldig bevonden aan openlijk geweld plegen in vereniging, maar heeft de straf beperkt tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat onvoldoende bewijs was dat de schade door de verdachte was veroorzaakt. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, maar besloot dat dit geen invloed had op de op te leggen straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001403-16
datum uitspraak: 8 augustus 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-654269-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2 augustus 2016 en 25 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 27 december 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten grote en/of diepe steekwonden in de rechterwang en/of het achterhoofd, heeft toegebracht, door eenmaal of meermalen - te duwen tegen en/of te trekken aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of - in het gezicht en/of tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan en/of - met een (stuk) glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] te steken;
1.
subsidiair:
hij op of omstreeks 27 december 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen eenmaal of meermalen - heeft geduwd tegen en/of getrokken aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of - in het gezicht en/of tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of - met een (stuk) glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. meer subsidiair:
hij op of omstreeks 27 december 2015 te Amsterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Amstel, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit eenmaal of meermalen - duwen tegen en/of trekken aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of - in het gezicht en/of tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] slaan en/of - met een (stuk) glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] steken, waarbij hij, verdachte, - heeft geduwd tegen en/of getrokken aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of - in het gezicht en/of tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of - met een (stuk) glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (te weten grote en of diepe steekwonden in de rechterwang en/of het achterhoofd) voor voornoemde [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
2 primair:
hij op of omstreeks 27 december 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten grote en/of diepe steekwonden in het gezicht en/of het linkeroog en/of ruptuur van de linker oogbol met naar buiten komen van de iris, heeft toegebracht, door eenmaal of meermalen - te duwen tegen en/of te trekken aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] en/of - in het gezicht en/of tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te slaan en/of - met een (stuk) glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of het oog en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] te steken;
2
subsidiair:
hij op of omstreeks 27 december 2015 te Amsterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Amstel, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit eenmaal of meermalen - duwen tegen en/of trekken aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] en/of - in het gezicht en/of tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] slaan en/of - met een (stuk) glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of het oog en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] steken, waarbij hij, verdachte, - heeft geduwd tegen en/of getrokken aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] en/of - in het gezicht en/of tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft geslagen, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel voor voornoemde [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot andere bewijsoverwegingen.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft namens de verdachte overeenkomstig de beslissing van de rechtbank vrijspraak bepleit van de hem onder 1 primair en subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Vervolgens heeft de raadsman aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte geweld heeft gebruikt en opzet heeft gehad op het in vereniging plegen van geweld, dan wel een significante bijdrage heeft gehad aan het geweld of die vechtpartij heeft opgezocht. De raadsman heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de verklaring die de verdachte heeft afgelegd in het kader van de inverzekeringstelling niet voor het bewijs kan worden gebezigd, omdat – kort samengevat – niet juist is getolkt en de verklaring daarom niet voldoende betrouwbaar is.
Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van hetgeen hem onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair is ten laste gelegd.
Ten aanzien van de onder 1 meer subsidiair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging overweegt het hof als volgt.
Bij de politie heeft aangever [slachtoffer 1] verklaard dat hij eerst met de verdachte in gevecht raakte. [1] Ook aangever [slachtoffer 2] verklaart bij de politie dat hij van de verdachte een vuistslag kreeg. [2] Voorts verklaart [slachtoffer 2] dat hij met de verdachte aan het vechten was, terwijl [slachtoffer 1] met medeverdachte [medeverdachte] aan het vechten was. Bij de raadsheer-commissaris heeft [slachtoffer 2] verklaard dat het vervolgens een gevecht over en weer was. [3] Ook getuige [getuige 1] verklaart bij de politie dat hij twee tegen twee op de vuist heeft zien gaan. [4] Het was één op één en de andere twee ook één op één. Vervolgens begonnen ze alle vier elkaar te slaan. Vorenstaande wordt ondersteund door getuige [getuige 2], die bij de politie heeft verklaard vier jongens te hebben gezien. [5]
Ten slotte heeft het hof bij de beoordeling betrokken de door de verdachte afgelegde verklaring in het kader van de inverzekeringstelling. [6] De verdachte heeft verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] verhaal ging halen omdat de aangevers hen nep dope hadden verkocht. Vervolgens ontstond een vechtpartij. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd omtrent de betrouwbaarheid van deze verklaring vindt geen ondersteuning in het dossier en acht het hof enkel speculatief.
Nu gelet op het vorenstaande is gebleken dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd in het gevecht acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld in vereniging.
Het hof zal de verdachte echter – evenals de rechtbank en zoals gevorderd door de advocaat-generaal – vrijspreken van dat deel van het openlijke geweld dat bestaat uit het steken met glas waardoor beide aangevers zijn verwond, nu op grond van de eensluidende verklaringen van de aangevers kan worden vastgesteld dat dit is gedaan door de medeverdachte [medeverdachte], die aldus het zwaar lichamelijke letsel bij de aangevers heeft veroorzaakt. Voor dat letsel kan de verdachte dan ook niet strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. meer subsidiair:
hij op 27 december 2015 te Amsterdam met een ander op de openbare weg, de Amstel, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit
- duwen tegen en trekken aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en
- in het gezicht van voornoemde [slachtoffer 1] slaan.
2 subsidiair:
hij op 27 december 2015 te Amsterdam met een ander op de openbare weg, de Amstel, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- duwen tegen en trekken aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] en
- in het gezicht en tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] slaan.
Hetgeen onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde levert telkens op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde en onder 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De verdachte en zijn mededader zijn, nadat aan hen nep cocaïne was verkocht, naar aangevers toegegaan om ‘verhaal te halen’. Vervolgens is er een gevecht ontstaan, waarin ook de verdachte zich niet onbetuigd heeft gelaten. Feiten als het onderhavige maken ernstig inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en dragen bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Het hof is met de raadsman van oordeel dat in deze zaak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Namens de verdachte is op 12 april 2016 hoger beroep ingesteld. Het hof doet uiteindelijk op 8 augustus 2018 uitspraak in deze zaak. Aldus is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep van ongeveer vier maanden. De totale periode waarin de berechting in twee rechterlijke instanties heeft plaatsgevonden beloopt echter twee jaren en acht maanden. Daarmee wordt de schending van de redelijke termijn in hoger beroep ruimschoots gecompenseerd door de voortvarende afwikkeling in eerste aanleg. Het hof ziet dan ook geen aanleiding voornoemde overschrijding te betrekken in de duur van de op te leggen straf.
Het hof heeft bij de bepaling van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, een blijkens de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 juli 2018 waaruit is gebleken dat de verdachte niet eerder voor een geweldsdelict is veroordeeld en het feit dat ook beide slachtoffers een aandeel in het gevecht hebben gehad.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot immateriële schadevergoeding. Deze bedraagt € 20.000,00. Voorts heeft de benadeelde partij vergoeding van de proceskosten ten bedrage van € 2.398,46 gevorderd. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.724,89. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 meer subsidiair en onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. F.A. Hartsuiker en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 augustus 2018.
Mr. A.M. Kengen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] d.d. 27 december 2015, p. 2.
2.Proces-verbaal van verhoor, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] d.d. 6 januari 2016, p. 59.
3.Proces-verbaal van verhoor, houdende de verklaring van getuige [slachtoffer 2] d.d. 20 september 2017 (ongenummerd).
4.Proces-verbaal van verhoor, houdende de verklaring van getuige [getuige 1] d.d. 22 januari 2016, p. 131-132.
5.Proces-verbaal van verhoor, houdende de verklaring van getuige [getuige 2] d d.d. 22 januari 2016, p. 135.
6.Proces-verbaal van inverzekeringstelling, houdende de verklaring van verdachte d.d. 27 december 2015, p. 37.