Uitspraak
Procesgang
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Bespreking verweren
het hof begrijpt: en dus niet de verdachte) de inbraak heeft gepleegd. Aldus is het ten laste gelegde feit, volgens de raadsman, wettig maar niet overtuigend bewezen zodat vrijspraak moet volgen.
Bewezenverklaring
1. Een proces-verbaal aangifte, inclusief bijlage, met nummer PL10DK 2013009597-1 van 27 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (p. 11 e.v.).
het hof begrijpt: 27 januari 2013) terug. Ons erf is afgesloten door een hoog hek, dat altijd op slot is. Tot onze verbazing zagen wij dat in de sneeuw op het ijs van de sloot een voetspoor liep. Dit spoor liep naar de achterzijde van de tweede woning en toen wij gingen kijken, zagen we dat de tuindeur aan die zijde van ons tweede huis openstond. Ik heb alle deuren altijd afgesloten. Ik zag geen braaksporen. Toen ik met mijn man naar de voorzijde van de tweede woning liep, zag ik dat in de sneeuw een loopspoor zichtbaar was vanaf de dubbele terrasdeuren aan de voorzijde over het gras op ons achtererf tot waar de achterdeur van onze woning is. De achterdeur troffen we nu niet op slot aan, terwijl ik zeker weet dat ik hem op slot had gedaan. In huis gekomen zag ik dat de laden van het dressoir in de huiskamer allen half open stonden. In dit dressoir had mijn man de dagopbrengst van drie dagen gelegd, een geldbedrag tussen de vier en vijfduizend euro. Boven op onze slaapkamer stond een kluisje. In de kluis bewaarden wij geld, een bedrag van 30.000 euro, paspoorten op naam van mij en mijn man en een groen rechthoekig sieraden doosje met sieraden. Voor de rest mis ik geen goederen.
2. Een proces-verbaal aangifte, inclusief bijlage, met nummer PL10FR 2013009597-4 van 6 februari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (p. 15 e.v.).
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL10DK 2013009597-7 van 8 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (p. 26 e.v.).
4. Een proces-verbaal verhoor getuige met nummer PL10AL 2013009597-32 van 3 december 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (p. 85 e.v.).
5. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL10HR 2013009597-24, inclusief bijlagen van 25 november 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] (p. 31 e.v.).
6. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL10HR 2013009597-22 van 25 november 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] (p. 35 e.v.).
7. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 17 juli 2018.
het hof begrijpt: de man die in die geluidsopname de inbraak bekent en die in het proces-verbaal van bevindingen van hoofdagent van politie [verbalisant 3] wordt aangeduid als B.). Dat was ik.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
het hof begrijpt: door [naam 2]) met de verdachte bevestigt de verdachte weliswaar dat dit bedrag, maar dit gesprek is onbetrouwbaar, aldus de raadsman.
- Geld uit de kluis ter hoogte van een bedrag van € 30.000,00;
- Geld uit het laadje ter hoogte van een bedrag van € 4.000,00;
- Nieuwe sloten ter hoogte van een bedrag van € 173,76;
- Vervangende paspoorten ter hoogte van een bedrag van € 145,50;
- Sieraden ter hoogte van een bedrag van € 7.750,00;
- Vervangende kentekenbewijzen ter hoogte van een bedrag van € 94,50;
- Reiskosten ter hoogte van een bedrag van in totaal € 25,87; +
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
€ 38.133,53 (achtendertigduizend honderddrieëndertig euro en drieënvijftig cent) bestaande uit € 37.733,53 (zevenendertigduizend zevenhonderddrieëndertig euro en drieënvijftig cent) materiële schade en € 400,00 (vierhonderd euro) immateriële schade.
€ 38.133,53 (achtendertigduizend honderddrieëndertig euro en drieënvijftig cent) bestaande uit € 37.733,53 (zevenendertigduizend zevenhonderddrieëndertig euro en drieënvijftig cent) materiële schade en € 400,00 (vierhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
225 (tweehonderdvijfentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.