ECLI:NL:GHAMS:2018:2800
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling; beoordeling van de goede trouw van de schuldenaar en stabiliteit van de financiële situatie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van appellante tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Appellante had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Amsterdam, dat op 23 januari 2018 was afgewezen. Het hof heeft de zaak behandeld op 20 maart 2018, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.C.R. de Lyon. Appellante heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat haar schulden aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) niet verwijtbaar zijn en dat haar situatie verbeterd is. Ze heeft sinds 2016 inkomensbeheer en lost maandelijks af op haar schulden. Echter, het hof oordeelt dat appellante niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van haar schulden. De grootste schuld aan het CJIB, die voortkomt uit een boete voor het onverzekerd laten van een voertuig, is minder dan vijf jaar oud en staat in de weg voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. Het hof concludeert dat, hoewel appellante stappen in de goede richting heeft gezet, haar situatie nog niet zodanig is gestabiliseerd dat nakoming van de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling gedurende drie jaar gewaarborgd is. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank.