Bewijsmiddelen
1. De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 11 april 2018.
Deze verklaring houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben op 25 september 2013 naar de woning van [slachtoffer] toegegaan, ik noem haar [slachtoffer] . Ik ben daar naartoe gegaan met een snorder genaamd [getuige 1] . Ik ben later weer door hem opgehaald en ben met hem weggereden.
Vroeg in de nacht op woensdag 25 september, rond 1.31 uur, heb ik een sms-bericht van [slachtoffer] gekregen, waarin ze vroeg of ik bij haar langs wou komen. Ik ben na niet al te lange tijd naar haar toegegaan. Aniel heeft mij afgezet.
Het klopt dat ik een tijd in de woning van [slachtoffer] ben geweest. Het was de bedoeling om seks te hebben, maar ik voelde me niet lekker. Ik had alcohol gedronken en wiet gerookt en ik voelde me niet helemaal jofel. Ik heb op de bank in haar woonkamer gelegen om bij te komen. [slachtoffer] was er een tijdje bij om mij te verzorgen. Later is zij in haar slaapkamer met haar laptop aan de gang gegaan.
Het begon een beetje licht te worden toen ik wegging. Ik heb het woord schemering gebruikt. Er begon wat licht te komen. Er begon zon te komen, een klein beetje. Toen ik die dag op straat liep, was er een beetje zonlicht toen ik door de [adres 1] liep.
Ik had afgesproken dat ik weer opgehaald zou worden door [getuige 1]. Ik heb vanaf de woning van [slachtoffer] aan de [adres 1] alsmaar rechtdoor gelopen tot de [adres 8] . Het klopt dat daar ook een bushalte is en dat de snorder en ik elkaar daar zouden ontmoeten. Ik heb vervolgens gewoon een beetje rondom de [adres 8] gelopen, heen en weer. Daar kwam de snorder op een gegeven moment voorbij. Ik heb daar ongeveer 10 minuten op hem gewacht. Ik had een soort afspraak met hem. [getuige 1] kwam daar voorbij gereden. Op het moment dat hij mij oppikte stond hij stil om mij in de auto te laten, vervolgens hebben we snel een paar trekjes genomen van een joint en toen zijn we vertrokken. Dat heeft maximaal een paar minuten geduurd, hooguit.
Ik heb de telefoon van [slachtoffer] onrechtmatig meegenomen. Ik heb de telefoon van [slachtoffer] die ik had meegenomen uit het raam van de taxi gegooid.
Ik kan mijn verantwoordelijkheid nemen voor het geld dat ik heb afgepakt. Het enige waarvan ik wist was die 5000 euro. Ik wist dat zij daarvan aangifte had gedaan.
Ook voor het meenemen van haar telefoon neem ik mijn verantwoordelijkheid.
2. De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 4 juni 2018.
Deze verklaring houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Ik had een aansteker bij mij toen ik op 25 september 2013 bij [slachtoffer] was.
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2013236440 van 3 oktober 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pp. PD 0037-0048).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als de op voornoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
verdachte:
Toen ik de woning van [slachtoffer] verliet was er een lichte schemering.
4. De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 december 2015.
Deze verklaring houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben op 25 september naar de woning van [slachtoffer] toegegaan. De voorzitter vraagt mij of ik iets heb genomen uit de woning van [slachtoffer] . Ik heb haar telefoon meegenomen, een iPhone. De voorzitter vraagt mij of ik op een eerder moment geld van [slachtoffer] uit haar woning heb meegenomen. Ik heb € 5.000,- meegenomen.
5. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1309 2013231652-2 van 25 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (doorgenummerde pp. ZD 00009-00011).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van
verbalisanten:
Op 19 september 2013 te 17.45 uur bevond ik, verbalisant [verbalisant 3], mij in uniform gekleed en met bureaudienst belast in het bureau Beursstraat te Amsterdam. Alhier verscheen aan de balie een vrouw welke ik, verbalisant [verbalisant 3], ambtshalve herkende als een vrouw die werkzaam is als prostituee op de Wallen. De vrouw gaf op te zijn genaamd: [slachtoffer] .
Wij, verbalisanten, hoorden [slachtoffer] onder andere het volgende in de Engelse taal, welke wij en [slachtoffer] machtig zijn, verklaren:
“Ik wil graag aangifte doen van diefstal. Er is 5000 euro van mij gestolen door [verdachte] . Hij heeft 5000 euro van mij gestolen. Ik had dat geld bewaard in het plafond van mijn woning.’
6. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL134N 2013236440-3 van 25 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] (doorgenummerde pp. ZD 00001-00002).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van
verbalisanten:
Op woensdag 25 september 2013 omstreeks 06.52 uur bevonden wij, verbalisanten, ons in uniform gekleed en met de assistentiedienst belast in politiebureau Bos en Lommer aan de [adres 10]. Aldaar kregen wij via het Regionaal Inzet Centrum Amsterdam de melding te gaan naar de [adres 1] te Amsterdam alwaar een brand in een woning zou zijn. Wij, verbalisanten, spoedden ons ter plaatse alwaar wij omstreeks 06.55 uur arriveerden. Ik, verbalisant [verbalisant 6], ben direct de bewoners van de percelen [nummer 1] gaan evacueren uit hun woning. Ik, verbalisant [verbalisant 5], heb de bewoners van de percelen [nummer 2] geëvacueerd. De brand zou zich bevinden op de 3e etage, zijnde perceel [nummer 3].
Ik, verbalisant [verbalisant 5], zag dat de brandweer inmiddels ook al het trapportaal in kwam en zich spoedde naar perceel [nummer 3]. Ik heb aan de brandweer overgelaten om de bewoners van de percelen F, G en H te alarmeren. Dit zijn de woningen gelegen naast en boven de woning waar de brand zich bevond. Ik, verbalisant [verbalisant 5], zag dat de brandweer uit perceel [nummer 4] een vrouw haalde die zich half aangekleed van de trap begaf.
Inmiddels hebben wij, verbalisanten, gezorgd dat de straat werd afgezet voor publiek en pers. De brandweer was inmiddels bezig met het openbreken van de voordeur van perceel [nummer 3]. De voordeur was na enkele klappen direct open met een deurbonk. Echter de daaropvolgende deur werd na een keer of 30 met de deurbonk te hebben geslagen, geopend. Hierna kwam er ook een enorme rookontwikkeling op gang.
Inmiddels waren er een stuk of 8 bewoners van de percelen die buiten hun woning op straat stonden. Sommigen op blote voeten en anderen zonder jas of trui.
Vrij kort nadat de brandweer de brand had geblust werd het sein brand meester gegeven. Dit was omstreeks 07.45 uur. Van de officier van dienst kreeg ik, verbalisant, te horen dat er een brand had gewoed in de slaapkamer. De brand had zich beperkt tot het bed. Het bed heeft wel behoorlijk in brand gestaan. Bij deze brand is er een vrouw op het bed aangetroffen. Het slachtoffer was inmiddels overleden en zwaar verbrand.
7. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2013236440 van 18 oktober 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8] (doorgenummerde pp. ZD 00675-00678).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als de op voornoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
getuige [getuige 2]:
V: Wat kun jij vertellen over de woningbrand op 25 september 2013?
A: Ik werd wakker om tien minuten over half zeven. Ik hoorde een brandalarm afgaan en maakte nog tegen mijn zoontje een grapje, zo van “straks moeten we naar buiten”. Ik ging toen naar het balkon. Er liep beneden aan de balkonzijde/achterzijde een man met een hond die tegen mij zei dat ik 112 moest bellen. Er stond ook nog een vrouw bij die man met het hondje. Ik keek omhoog en ik zag pal boven mijn slaapkamerraam iets flikkeren. Ik ben vervolgens naar binnen gegaan. Ik heb toen onmiddellijk 112 gebeld. Ik weet dat het 06.52 uur was, ik keek namelijk op mijn telefoon nadat ik gebeld had.
8. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL134C 2013236440-4 van 26 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 9] en [verbalisant 10] (doorgenummerde pp. ZD 00003-00008).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van
verbalisanten:
Op woensdag 25 September 2013 omstreeks 7.15 uur kregen wij, verbalisanten, de melding van de chef van dienst 50.07 [verbalisant 11] dat er op de [adres 1] een brand in de woning zou zijn geweest waarbij iemand was overleden.
Om 7.50 uur kwamen wij ter plaatse. Het exacte huisnummer van de woning zou [nummer 3] betreffen.
Collega [verbalisant 5] van de AD 57.01 overhandigde mij, verbalisant [verbalisant 10], een Bulgaarse identiteitskaart welke uit de woning kwam. Deze kwam uit een damestas die stond in een slaapkamer in de woning. De naam op de identiteitskaart was: [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats 2].
Politieambtenaar [verbalisant 12] heeft een onderzoek ingesteld naar deze registratie. Ze is hierbij in contact gekomen met politieambtenaar [naam 3] , werkzaam op politiebureau Burgwallen. Zijn taakaccent is prostitutie en hij vertelde dat [slachtoffer] bekend zou zijn binnen de prostitutie. Tevens zou zij op 19 september (het hof begrijpt: 2013) een melding of aangifte hebben gedaan van mishandeling/verkrachting en er zou haar 5000 euro afhandig zijn gemaakt. Zij zou meerdere tatoeages op haar lichaam hebben waar foto’s van zijn gemaakt tijdens prostitutiecontroles die naar ons zijn verzonden in verband met mogelijke identificatie. De tatoeages betreffen afbeeldingen van een elfje op het rechterbovenbeen, een roos op het rechterschouderblad en een aantal lettertekens links op de buik. [slachtoffer] droeg tevens een navelpiercing. De afbeeldingen zullen worden bijgevoegd.
Het lichaam is door FO gefotografeerd en onderzocht. Op het lichaam was op de rechterschouder deels een afbeelding van een roos te zien. Op het rechterbovenbeen van het lichaam was een gekleurde afbeelding te zien die grote gelijkenis vertoont met de ons toegezonden afbeelding van de elf. Op een foto van FO was een letterteken op de linkerzijde van de buik te zien die eveneens grote gelijkenis vertoonde met de ons toegezonden afbeeldingen van de lettertekens. In de navel van het lichaam was een piercing te zien.
De identificatie van het stoffelijk overschot heeft plaatsgevonden aan de hand van de aangetroffen tatoeages, de aangetroffen piercing en de lengte van het slachtoffer in combinatie met de lengte weergegeven op het Bulgaarse identiteitsbewijs.
9. Een geschrift, te weten een ‘Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’ van het Nederlands Forensisch Instituut van 20 december 2013, zaaknummer 2013.09.25.136, door [deskundige 1] , arts en patholoog, naar waarheid, volledig en naar beste inzicht opgesteld als NFI-deskundige forensische pathologie (doorgenummerde pp. ZD 00923-00936).
Dit geschrift houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Conclusie
Bij sectie op het lichaam van (vermoedelijk) [slachtoffer] , oud 22 jaren, kan het intreden van de dood goed worden verklaard op grond van verwikkelingen (verstikking) als gevolg van ingewerkt uitwendig mechanisch geweld op de hals.
Er is bij sectie en aanvullend lichtmicroscopisch- en alcohol- en toxicologisch onderzoek geen andere doodsoorzaak gebleken. Er zijn bij toxicologisch onderzoek cannabinoïden aangetoond in het lichaamsmateriaal. Er kan volgens de toxicoloog geen uitspraak worden gedaan over al dan niet recent gebruik of over de mogelijke effecten van cannabis ten tijde van het overlijden.
Gezien de bevindingen, namelijk de lage koolmonoxide (CO)-concentratie en afwezigheid van roet, roodheid, zwelling van de luchtpijp(takken), was [slachtoffer] ten tijde van de brand
nietbij leven.
Inwendige schouwing
In de diepe weke delen van de hals werden bloeduitstortingen gezien: er waren bloeduitstortingen in de weke delen rondom de hoorntjes van het strottenhoofd beiderzijds (cornu superius beiderzijds). Er was bloeduitstorting aan de rand van het schildkraakbeen, lamina thyroidea, bovenrand van de cornu superius links. Er was bloeduitstorting aan de onderrand van het tongbeen (hyoïd links en rechts). Er waren bloeduitstortingen rondom de stembanden in het eerste deel van de luchtpijp. Er was bloeduitstorting in de onderrand van het schildkraakbeen rechts overgang cricoïd met ter plekke in het schildkraakbeen rechts een breuk met bloeduitstorting in het bot.
10. Een geschrift, zijnde een rapport, te weten een revisie van het sectierapport met betrekking tot de doodsoorzaak van [slachtoffer] , van het Centrum voor Forensische Pathologie B.V. van 22 juli 2015, door dr. [deskundige 2] , arts en patholoog.
Dit geschrift houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Conclusie:
Bij [slachtoffer] , oud 22 jaren, wijzen de bevindingen er sterk op dat het slachtoffer kort voor het intreden van de dood geweldinwerking op de hals heeft ondergaan en reeds overleden was ten tijde van het kort daarna uitbreken/uitbreiden van de brand. Geweld op de hals kan bij aanhouden het intreden van de dood binnen een of enkele minuten veroorzaken op basis van bloedstuwing van de hersenen, bloedtoevoer-belemmering naar de hersenen, zuurstofgebrek door ademwegobstructie of combinaties daarvan. Er waren geen aanwijzingen voor ziekelijke afwijkingen die acuut onwel worden of acuut overlijden als reële optie plausibel zouden kunnen maken.
11. De verklaring van de deskundige [deskundige 2] , arts en patholoog, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 4 juni 2018.
Deze verklaring houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Het letselbeeld dat ik zie op grond van het tweede rapport (het hof begrijpt: het rapport van [deskundige 2] van 22 juli 2015) is flink, en de datering wijst eigenlijk op iets dat niet al te lang voor de dood is gebeurd. Dit beeld verwacht je ongeveer 30 tot 40 seconden voor de dood, zeg maar een minuut of anderhalve minuut. Heel kort dus.
Dit is een bedbrand, dat is een kunststof brand, en kunststofbranden zijn heet. Dat gaat heel snel. Het kan misschien wel lang gebrand hebben daar, maar het lichaam is pas kort aan de hitte blootgesteld. In mijn visie zien we hier een licht beschadigd lichaam, een licht thermisch beschadigd lichaam. Dit heeft er hooguit een minuut of wat in gelegen.
Ik heb een verbrand slachtoffer in de klassieke daartoe bestemde houding, de bokserhouding, met aan één kant van het lichaam beginnende verkoling. Als ik een lichaam enkele minuten in een brandtemperatuur van 800 graden houd, en dat is hier ook zonder meer het geval geweest, heb ik beginnende verkoling, dat past er zonder meer bij. Dus het beeld past ook bij iets dat kort daarvoor is begonnen. Maar het heeft er niet echt lang in gelegen. Dit lichaam is niet lang aan vuur blootgesteld. Dat zeg ik op basis van de beschadiging.
Ongeveer een minuut voor het intreden van de dood is er wat gebeurd op die hals.
Kort voor het intreden van de dood is er sprake geweest van mechanische geweldinwerking op de hals.
We hebben kneuzingen en een bloeduitstorting in de nabijheid van het strottenhoofd, dus er is daar diep samendrukkend geweld geweest
Deze mevrouw was ten tijde van het uitbreken van de brand niet meer in leven.
Ik heb een bepaalde lijn erin zitten. Ik heb iemand die geen rare ziekelijke afwijkingen heeft waarbij ik haar in één keer dood kan krijgen, ik heb iemand waarbij ik aanwijzingen heb dat er inderdaad mechanisch geweld op de hals is geweest, ik heb een letselbeeld dat op een gegeven moment kort voor de dood is opgetreden, ik heb iemand die ten tijde van het uitbreken van de brand niet meer in leven was, en niet al te lang in die brand verbleven heeft, dat is de lijn die erin zit. Ik ga niet van die lijn afwijken, dit is de lijn die erin zit.
Mijn tweede rapport verschilt niet zo veel van het rapport van het NFI. Ik vind het prima. Het is dezelfde lijn.
12. Een geschrift, zijnde een onderzoeksnotitie van de brandweer (doorgenummerde pp. ZD 00325-ZD 00327) van 25 september 2013.
Dit geschrift houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Straatnaam en huisnummer : [adres 1]
Plaats : Amsterdam
Tijd ter plaatse brandweer : 25-09-2013 06:58:29
Start- en einddatum onderzoek : 25-9-2013
Conclusie : Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is de
brand gebracht (opzet)
13. Een geschrift, te weten een ‘Brandtechnisch onderzoek naar aanleiding van een brand in Amsterdam op 25 september 2013’ van het Nederlands Forensisch Instituut van 26 maart 2014, zaaknummer 2013.09.25.136, door ir. [naam 2] , naar waarheid, volledig en naar beste inzicht opgesteld als NFI-deskundige brandtechnisch, technisch en materiaalkundig onderzoek.
Dit geschrift houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Gezien de verbranding van het bed, waarbij de intensiteit naar het voeteneinde afneemt, kan worden gesteld dat de brand ergens ter hoogte van het slachtoffer is begonnen.
Conclusie
2. Hoe lang kan de brand in de woning minimaal en maximaal hebben geduurd?
Ik schat in dat de minimale tijdsduur om het brandbeeld te verkrijgen zoals op de plaats delict is aangetroffen, minimaal 5 minuten zal bedragen, wanneer bij ontsteking gebruik is gemaakt van een brandversnellend middel.
Wanneer de brand is ontstoken met een open vuur, van bijvoorbeeld een aansteker, zal de minimum tijdsduur iets langer zijn, circa 10 minuten.
De maximale brandduur kan, doordat de slaapkamer afgesloten is geweest en er weinig toevoer van verse lucht was, bij alle ontstekingsmogelijkheden (brandversnellend middel, open vuur of een sigaret) meer dan een uur zijn.
14. Een geschrift, zijnde een deskundigenbericht, te weten een Brand (technisch) onderzoek van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau van 14 juni 2017, door [deskundige 3] , branddeskundige.
Dit geschrift houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
De voorgelegde hypotheses kunnen als volgt worden besproken:
1.
De brand is aangestoken met brandversnellend middel en/of ontbrandbare vloeistof.
Geconcludeerd kan worden dat noch in het dossier, noch aan de hand van het beeldmateriaal feiten en omstandigheden zijn aan te wijzen die deze hypothese op enigerlei wijze ondersteunen.
2.
De brand is ontstaan als gevolg van een brandende sigaret (in/of op het bed).
Hierbij zijn geen brandversnellende middelen gebruikt.
In het hypothetische geval dat de ontstekingsbron een sigaret zou betreffen, dan moet dit eerst leiden tot opwarming van voor ontsteking vatbare materialen. Alleen voldoende warmte(ophoping) kan leiden tot een smeulproces.
Onder bepaalde omstandigheden: voldoende vuurbelasting in de vorm van brandbaar materiaal en voldoende beschikbare omgevingslucht – zuurstof – , kan dit proces overgaan in een zich zelf onderhoudende, vlammende brand.
Feitelijk betekent dit dat deze hypothese niet mag worden verworpen.
3.
De brand is aangestoken met een open vuur (zoals aansteker). Hierbij zijn geen brandversnellende middelen gebruikt.
Het beddengoed was goed brandbaar. Dit betekent dus dat het met een aanstekervlam was te ontsteken. Het is aannemelijk dat vrijwel onmiddellijk een zich zelf onderhoudende, vlammende brand ontstaat.
Feitelijk betekent dit dat ook deze hypothese niet mag worden verworpen.
Ongeacht de ontstekingsbron/wijze van ontsteking, direct vlamcontact dan wel door een smeulproces, ontstaat vrijwel direct zichtbare rook en een doordringende, scherpe geur. Zodra de brand enige omvang aanneemt wordt daarnaast stralingswarmte afgegeven aan de omgeving.
De ramen en deuren naar het balkon en de slaapkamerdeur zijn in gesloten toestand aangetroffen. Dit betekent dus dat de brandgeuren en de ontwikkelde rook zich aanvankelijk in de slaapkamer en daarna door overdruk in de woning konden verspreiden.
Feitelijk betekent dit dat de kenmerkende brandverschijnselen zich al direct na ontsteking moeten hebben geopenbaard en dat nog vóórdat sprake van een onbeheersbare, levensbedreigende brand, ofwel de rook en/of geur konden worden waargenomen, dan wel het geluid van de rookmelder kon worden gehoord.
15. De verklaring van de deskundige [deskundige 3] , branddeskundige, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 4 juni 2018.
Deze verklaring houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Het verschil met open vuur is dat er daarbij direct een zichzelf onderhoudende vlammende brand ontstaat. Uit het dossier heb ik opgemaakt dat het beddengoed brandbaar is, bij het ontsteken door middel van een sigaret moet daar zeker een bepaalde tijd voor worden genomen om van de smeulfase, wat bij een sigaret in principe het geval is, over te gaan in een zichzelf onderhoudende vlammende brand. Dat is afhankelijk van de zuurstoftoevoer en de aanwezigheid van brandbaar materiaal.
Met zekerheid kan ik zeggen dat wanneer het is aangestoken met open vuur, er direct een vlammende brand ontstaat, en voor de sigaret duurt dat minimaal enkele minuten, en dat kan variëren tot veel langer, die smeulfase kan ook 10 of 20 of 30 minuten duren.
Ik zeg dat deze brand zich in de beginfase heeft bevonden op het moment dat bij geblust werd. Er moet een korte tijd een zichzelf onderhoudende vlammende brand zijn geweest. Als we onderscheid maken tussen een brand ontstaan door een open vuur, dat is dan vrijwel direct, en bij een sigaret is dat minimaal enkele minuten.
Op enig moment kan de brand getemperd zijn door gebrek aan brandbaar materiaal. Op enig moment kan dat materiaal opgebrand zijn en overgaan in een smeulfase, waardoor weer andere stoffen weer worden aangestoken. Die tijd heeft zo’n brandontwikkeling dan toch nodig, het is nog steeds verenigbaar binnen de tijdstippen die ik teruglas in het dossier.
De advocaat-generaal vraagt mij of het erop neerkomt dat ik zeg dat ook bij open vuur de brand in een smeulfase kan zijn overgegaan, maar niet door gebrek aan zuurstof, maar alleen doordat er geen brandend materiaal voorhanden was.
Ja. Er was wel voldoende brandbaar materiaal aanwezig, vervolgens brandt dit materiaal op, dit materiaal of object gaat weer over in een smeulfase, en daar ontwikkelt zich weer een brand, en dat is de branduitbreiding die wij altijd bij beperkte branden terugzien.
De oudste raadsheer merkt op dat hedenochtend [deskundige 2] als deskundige is gehoord, dat deze heeft verklaard dat hier sprake is van een bedbrand, dat zijn conclusie naar aanleiding van onderzoek aan het lichaam is dat het lichaam pas kort daarvoor aan de hitte is blootgesteld, en dat de brand kort daarvoor moet zijn begonnen.
De term ‘bedbrand’ kan ik me wel in vinden, want dat is eigenlijk wel wat wij primaire brandhaarden noemen, de zone van een primaire brandhaard is inderdaad het bed. En dan het punt van het lichaam, het lichaam op zichzelf is ook een brandbaar object, er kan brand ontstaan in een materiaal wat zich opbrandt en dan vervolgens zich uitbreidt naar ook het lichaam van het slachtoffer.
16. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2013236440 van 12 november 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 2] en A. [opsporingsambtenaar 3] (doorgenummerde pp. ZD 00166-00177).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als de op 7 november 2013 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
getuige [getuige 1]:
Ik ben [getuige 1]. ik woon in Amsterdam. Ik werk momenteel nog in de zorg. Ik rij ook wel snorder. [verdachte] had op 14 of 15 september (het hof begrijpt: 2013) dat gevecht. Een paar dagen later heb ik hem de laatste keer afgezet. Ik heb hem om 24:00 uur of zo afgezet in Bos en Lommer. Niet dat ik exact weet hoe laat het was. Hij zei: “Kun je me straks weer komen ophalen”. Ik zei dat het goed was. Hij zat op mij te wachten. Toen heb ik hem opgehaald. Ik heb hem naar Zuidoost gebracht. Maar hij wou naar Watergraafsmeer gaan. Ik ben toen vanaf de snelweg naar de afslag van Watergraafsmeer gegaan, dat is afslag Diemen.
17. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2013236440 van 14 november 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 4] en [opsporingsambtenaar 2] (doorgenummerde pp. ZD 00185-00193).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als de op voornoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
getuige [getuige 1]:
Je zou [verdachte] hebben opgehaald op dezelfde plek als je hem hebt afgezet, namelijk op de [adres 8].
Ik zag hem van achter. Ik vroeg hem nog of hij lang heeft gewacht. Hij zei toen dat hij wel op mij had staan wachten.
Je verklaarde dat [verdachte] wilde dat je hem naar Watergraafsmeer bracht. Weet je nog hoe laat jullie daar aan kwamen?
Het zal niet zo lang duren naar Watergraafsmeer. Het begon al druk te worden op de weg. Ik denk na een kwartiertje of 20 minuten.
Je gaf aan dat het al druk werd.
Er waren wat meer mensen op straat, het was ochtendtijd en mensen gingen naar hun werk.
18. Een proces-verbaal van verhoor van 26 september 2016, opgemaakt door mr. J.H.C. van Ginhoven, raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als de op voornoemde datum tegenover de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring van
getuige [getuige 1]:
[verdachte] vroeg of ik hem weer kon komen ophalen. Ik weet niet meer precies hoe laat maar het was richting de ochtenduren. Ik heb hem opgehaald op de afgesproken plaats. Ik was te laat en zag hem wel lopen. Het werd wat drukker op straat want ik zag mensen naar de bushalte lopen. [verdachte] zei mij dat hij al een tijdje op mij had gewacht.
19. Een proces-verbaal bevindingen naar aanleiding van hoger beroep met nummer 2013236440 van
24 mei 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 13]
.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Bevindingen:
Op 14 mei 2018 hebben wij gesproken met de heren [naam 4] en [naam 5], beiden werkzaam op de afdeling planning van het GVB. Beiden waren in het verleden werkzaam als buschauffeur en zeggen alle lijnen te kennen.
Op 25 september 2013 reed op de [adres 8] te Amsterdam slechts één buslijn op doordeweekse dagen, namelijk buslijn 21, vanaf Geuzenveld naar het Centraal Station en vice versa. De eerste rit vanaf Geuzenveld startte rond 6 uur in de ochtend. Vanaf Geuzenveld duurde het ongeveer 15 minuten om de [adres 8] te bereiken. De eerste rit van dezelfde lijn vanaf Centraal Station start iets later. Het meest aannemelijk is dat vanaf 6.15 uur met frequentie van circa 10/12 minuten, aflopend naar 9 minuten, bussen over de [adres 8] hebben gereden.
Er waren geen stremmingen of omleidingen die dag
20 Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2013236440 van 10 oktober 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 14] (doorgenummerde pp. ZD 00120-00123).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van
verbalisant:
Uit onderzoek bij het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) is gebleken dat op 25 september 2013 de zon op kwam te 07:31 uur.
Het verschijnsel schemering wordt door het KNMI omschreven als:
“Schemering is een verschijnsel waarbij zonlicht door de atmosfeer van de aarde zodanig wordt verstrooid dat – hoewel de zon onder de horizon is – de hemel nog een beetje wordt verlicht. Het verschijnsel doet zich ieder dag voor kort voor zonsopgang en kort na zonsondergang”.
Resume
Gesteld kan worden dat de schemering in de periode augustus/september tussen de 41 en 35 minuten voorafgaand aan de zonsopgang duurt en in de periode oktober 33 minuten voorafgaand aan de zonsopgang duurt. Dit zou inhouden dat de schemering op 25 september 2013 is aangevangen tussen 35 dan wel 33 minuten vóór 07:31 uur, zijnde tussen 06:56 en 06:54 uur (het hof begrijpt uit voorgaande berekening: tussen 06:56 en 06:58 uur).
21. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2013236440 van 13 december 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (doorgenummerde pp. ZD 00810-00813).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van
verbalisant:
Gebruikers van de nummers [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] .
Uit diverse onderzoeken waaronder technische acties is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik is geweest bij de verdachte [verdachte] tot zijn aanhouding. Tevens bleek uit onderzoeken waaronder technische acties en verhoren dat het nummer [telefoonnummer 2] in gebruik is geweest bij [getuige 1] in de periode dat [slachtoffer] om het leven kwam. Als laatste is blijkens onderzoek bekend geworden dat het slachtoffer Krasimera [slachtoffer] gebruik maakte van het nummer [telefoonnummer 3] .
Uit de historische verkeersgegevens van de nummers [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 2] op 24 en 25 september 2013 blijkt het volgende.
- Op de 25ste tussen 02:45 uur en 06:12 uur straalt het nummer [telefoonnummer 3] nog een paar maal de zendmasten [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] aan.
- Op de 25ste tussen 06:36 uur (en) 06:46:38 uur krijgt het nummer [telefoonnummer 2] zeer veel sms’jes binnen, voornamelijk afkomstig van de provider. Het nummer [telefoonnummer 2] straalt dan zendmast [adres 5] aan.
- Daarna straalt het nummer [telefoonnummer 2] op de 25ste om 06:46:46 uur de zendmast [adres 9] aan.
- Tussen 06:47:38 uur en 06:48:46 uur op de 25ste straalt het nummer [telefoonnummer 2] de zendmast [adres 6] aan.
- Op de 25ste tussen 06:49 uur en 06:57 uur straalt het nummer [telefoonnummer 2] diverse zendmasten aan die allen gelegen zijn aan de west- en zuidkant van de Ringweg A10.
- Op de 25ste om 07:08 uur en om 07:22 uur straalt het nummer [telefoonnummer 3] de zendmast [adres 7] aan in Amsterdam Zuidoost. Daarna heeft het nummer [telefoonnummer 3] geen
contact meer met het netwerk en worden inkomende gesprekken doorgeschakeld naar de
voicemail.
22. De verklaring van de deskundige [deskundige 4] , forensisch onderzoeker locatiebepaling bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 11 april 2018.
Deze verklaring houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven,
De voorzitter laat mij de kaart zien, te weten een door het hof opgezochte en uitgeprinte kaart van Google Maps waarop door het hof zes zendmasten zijn ingetekend, zoals die zijn weergegeven op pp. ZD 00810-813 van het dossier, te weten de zendmasten aan de [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] , [adres 9] en de [adres 6] . Dit gebied hier komt overeen met mijn kaart, daar staan inderdaad die masten.
De afstand tussen de masten ligt tussen de 150 en 200 meter. Het klopt dat voornoemde 6 palen dicht op elkaar staan.
De telefoon van het slachtoffer is in ieder geval in het bereik van die drie masten aan de [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] geweest. De afstand tussen die masten betreft hier 200 tot 300 meter.
De advocaat-generaal vraagt mij wat de kans is dat de verdachte tussen 06:12 en 06:48 uur niet in het gebied rondom de [adres 1] is geweest, maar dat hij al op de Ringweg A10 was. Als hij op het begin van de ringweg was, zou het misschien kunnen. Maar de telefoon van de snorder straalt aan om de minuut. Ik heb zelf de regel dat als een telefoon verschillende zendmasten aanstraalt iets over de route kan worden gezegd. Om 06:36 uur straalt de telefoon van de snorder aan op de zendmast [adres 5] .
De oudste raadsheer vraagt mij of het logisch is dat als je om 06:36 uur al op de Ringweg A10 bent, de telefoon de zendmast [adres 5] aanstraalt, of dat het logischer zou zijn dat de telefoon dan ook een keer een zendmast op de Ringweg A10 aanstraalt. Als je recht op die bundel staat, kan het zo zijn dat als je om 06:36 uur al op de Ringweg A10 bent, je telefoon de zendmast [adres 5] aanstraalt. Dat verklaart echter niet dat tussen 06:46 en 06:48 nog steeds die eerdere palen aangestraald worden op [adres 9] en [adres 6] . Eenmalig zou de zendmast [adres 5] namelijk aangestraald kunnen worden, maar het is wel vreemd dat hij dan in die tijd ook nog die andere palen aanstraalt. Op basis van wat ik hier zie, deze omstandigheden, is het niet logisch dat dat zou gebeuren, dus als je op de Ringweg A10 bent, dat dan de paal [adres 5] wordt aangestraald. Het is niet onmogelijk, maar het is niet logisch.