Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
indien de verhuurder het pand wil verkopen, zal de eerste partij aan welke hij het pand dient aan te bieden, de huurder zijn. De huurder dient binnen twee weken hierover uitsluitsel te geven’ (verder ook: het voorkeursrecht).
3.Beoordeling
mogelijkschade heeft geleden, zoals voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure ook voldoende is.
mogelijkis dat de onderhandelingen tussen [geïntimeerde] en Ram Properties tot een prijs zouden hebben geleid die [geïntimeerde] in staat was te betalen en hij daartoe ook bereid zou zijn geweest en door het pand aan te kopen in een betere situatie zou zijn komen te verkeren dan hij thans door de tekortkoming verkeert; zie aldus overweging 3.18 van dat arrest. Met de overwegingen in het arrest van 14 december 2010 is dus niet beslist of [geïntimeerde] het pand zou hebben willen en kunnen kopen, en zo ja, tegen welke prijs, en daarmee ook niet of [geïntimeerde] door het mislopen van de mogelijkheid van koop van het pand daadwerkelijk schade heeft geleden.
Het hof wil partijen over dit onderdeel nadere vragen stellen, nadat Ram Properties in de gelegenheid is gesteld op dit betoog van [geïntimeerde] te reageren. Het hof stelt zich voor dat een en ander plaatsvindt op de hierna te noemen comparitie van partijen die het hof zal gelasten.
in staatzou zijn geweest dit bedrag te betalen/te financieren. De stukken die [geïntimeerde] op dit punt heeft overgelegd, acht het hof vooralsnog onvoldoende overtuigend. [geïntimeerde] heeft een schriftelijke verklaring van zijn accountant van 16 januari 2009 overgelegd, maar die verklaring is niet gestaafd met stukken die daarvoor een voldoende onderbouwing zouden kunnen geven. [geïntimeerde] stelt dat hij over een eigen vermogen van € 600.000,= beschikte, maar ook die stelling is niet met (bewijs)stukken geadstrueerd. De enkele omstandigheid dat [geïntimeerde] begin 2014 in staat is gebleken voor het pand € 1.237.500,= k.k. te betalen, zegt onvoldoende over de financiële mogelijkheden van [geïntimeerde] in januari 2007. De door het hof te gelasten comparitie van partijen zal tevens worden benut om [geïntimeerde] in de gelegenheid te stellen zijn stellingen op dit punt nader toe te lichten en de bewijsstukken in het geding te brengen die zijn stellingen kunnen staven. [geïntimeerde] kan desgewenst tijdig vóór de datum van deze comparitie nadere stukken in het geding brengen, binnen de termijn die daarvoor in het onderstaande zal worden gegeven.
4.Beslissing
ter rolle van 21 augustus 2018opgave doen (aan het enquêtebureau van het hof) van hun verhinderingen en die van hun cliënten in de periode van september tot en met november 2018;
uiterlijk twee weken vóór de (nog te bepalen) comparitiedatumaan het hof zullen toezenden, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan de wederpartij;