ECLI:NL:GHAMS:2018:2704

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
23-001932-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na verwerping van verweer tegen nietigheid dagvaarding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976, was aangeklaagd voor bedreiging van een slachtoffer op 4 december 2016 in Amsterdam. De tenlastelegging hield in dat de verdachte de woorden "Je moet meteen vertrekken of ik zorg ervoor dat je dood gaat" had geuit, terwijl zij een mes of een scherp voorwerp in de richting van het slachtoffer had gehouden. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de dagvaarding partieel nietig was, omdat deze onvoldoende feitelijk en concreet zou zijn. De advocaat-generaal betoogde echter dat de tenlastelegging duidelijk genoeg was voor de verdediging.

Het hof oordeelde dat de dagvaarding geldig was, omdat het verwijt voor de verdachte begrijpelijk was. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. Echter, na beoordeling van het dossier en de verklaringen van de verdachte, kon het hof niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte het ten laste gelegde had gepleegd. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de beschuldigingen.

Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof verklaarde niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan. Deze beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en werd uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001932-17
datum uitspraak: 1 augustus 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-248268-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 4 december 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd “Je moet meteen vertrekken of ik zorg ervoor dat je dood gaat”, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en/of heeft verdachte opzettelijk door een of meer feitelijkheden bedreigd, immers heeft zij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] (toen) (aldaar) een mes, in elk geval een (scherp en/of puntig) voorwerp getoond en/of (vervolgens) (daarbij) dit mes/voorwerp gehouden in de richting van voornoemde [slachtoffer], althans (telkens) handelingen van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bespreking verweer nietigheid dagvaarding

De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding partieel nietig is nu daaruit niet valt op te maken op welk incident de tenlastelegging ziet. De omschrijving is niet voldoende feitelijk en onvoldoende concreet. Ook gelezen in samenhang met het dossier is voor de verdediging onduidelijk op welk(e) voorval(len) de tenlastelegging ziet. Het ten laste gelegde voldoet daarom niet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en evenmin aan artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de tenlastelegging weliswaar niet de schoonheidsprijs verdient, maar dat voor iedereen, dus ook voor de verdediging, duidelijk is geweest wat de verdachte wordt verweten. Het verweer dient daarom volgens de advocaat-generaal te worden verworpen.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de beoordeling van de geldigheid van de dagvaarding gaat het om de vraag of het gemaakte verwijt voor de verdachte te begrijpen is, hetgeen hier naar het oordeel van het hof het geval is. De tekst van de tenlastelegging heeft in combinatie met het onderliggende dossier voldoende duidelijk gemaakt waartegen de verdachte zich heeft moeten verdedigen. Het verweer wordt daarom verworpen.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.

Vrijspraak

Het hof kan, gelet op de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte is verklaard, in onderling verband en samenhang bezien, niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.
Naar het oordeel van het hof is om deze reden niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. F.A. Hartsuiker en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. D. Zeiss, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 augustus 2018.
mr. R.D. van Heffen en mr. D. Zeiss zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.