Op 1 augustus 2018 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 24 april 2017 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die op 6 februari 2016 tijdens een demonstratie van de Pegidabeweging openlijke geweldpleging heeft gepleegd tegen een lid van de Mobiele Eenheid (ME). De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en had daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd.
In hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verklaringen van de verdachte en diens raadsman. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, die het hof heeft vernietigd. Het hof voegt een aanvullend bewijsmiddel toe, namelijk de verklaring van de verdachte die hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd. De verdachte heeft erkend dat hij de hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, wat niet alleen de persoonlijke integriteit van het ME-lid heeft aangetast, maar ook heeft bijgedragen aan de onveiligheid in de samenleving. Ondanks dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld, heeft het hof rekening gehouden met zijn positieve gedragsverandering en de verbeteringen in zijn leven. Uiteindelijk heeft het hof de taakstraf vastgesteld op 30 uren en 15 dagen hechtenis, en het vonnis van de politierechter voor het overige bevestigd.