ECLI:NL:GHAMS:2018:2569

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
23-004208-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan diefstal in vereniging met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1975, werd beschuldigd van medeplichtigheid aan diefstal in vereniging met braak. De tenlastelegging betrof een inbraak in een woonboot te Haarlem, waarbij diverse goederen, waaronder een muziekinstallatie en een verrekijker, waren weggenomen. De verdachte zou op de uitkijk hebben gestaan terwijl medeverdachten de inbraak pleegden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar hem wel schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplichtigheid aan de diefstal, aangezien de verdachte op de uitkijk had gestaan en opzettelijk behulpzaam was geweest bij de inbraak. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004208-15
datum uitspraak: 17 juli 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 oktober 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-810244-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij in of omstreeks de periode van 13 juli 2015 tot en met 14 juli 2015 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woonboot gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen
diverse goederen waaronder een muziekinstallatie en/of (buitenlands) muntgeld en/of (buitenlandse) geldbiljetten en/of een radio (merk Donald Duck) en/of een sleutelhanger (van de Electrische Trammuseumlijn) en/of een verrekijker en/of gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], althans een ander of anderen, in of omstreeks de periode van 13 juli 2015 tot en met 14 juli 2015 te Haarlem, tezamen en in vereniging met elkaar en/of een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woonboot gelegen aan de [adres 2] heeft/hebben weggenomen
diverse goederen waaronder een muziekinstallatie en/of (buitenlands) muntgeld en/of (buitenlandse) geldbiljetten en/of een radio (merk Donald Duck) en/of een sleutelhanger (van de Electrische Trammuseumlijn) en/of een verrekijker en/of gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of verdachte,
waarbij [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door toen en daar:
-op de uitkijk te staan bij voornoemde woonboot en/of
-terwijl hij op de uitkijk stond met zijn mobiele telefoon contact heeft gehad met voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het hem primair en subsidiair ten laste gelegde, aangezien het dossier daar onvoldoende bewijs voor bevat. Er zijn geen goederen weggenomen, nu de goederen de woonboot niet hebben verlaten en er geen goederen onder de verdachte zijn aangetroffen. Er bestaat bovendien geen bewijs dat de verdachte opzet heeft gehad op het wegnemen van de goederen. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat de verdachte een volstrekt passieve houding had. Voor de stelling dat de verdachte behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan of door via zijn mobiele telefoon contact te hebben met medeverdachte [medeverdachte 1], bevat het dossier geen onderbouwing. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] mag niet worden gebruikt voor het bewijs, nu deze getuige niet door de verdediging gehoord is en zijn verklaring als
sole and decisivekan worden aangemerkt, aldus de raadsman.
Op 13 juli 2015 omstreeks 22.00 uur kreeg de politie te Haarlem een melding over een verdachte situatie op de [adres 2] te Haarlem. De melding zag op een auto met een Bulgaars kenteken met daarin meerdere personen die, volgens de melder, niet thuis zouden horen in de buurt. Eén man, met een rode jas, zou langzaam en al bellend langs de woonboten lopen. Twee verbalisanten zijn ter plaatse gegaan en hebben gezien dat een man met een rode jas plaatsnam in de betreffende auto. In de auto bevonden zich drie personen. Na enkele minuten is het voertuig weggereden.
Op 14 juli 2015 omstreeks 03.05 uur hebben de verbalisanten positie ingenomen op de [adres 2] te Haarlem, waar de voornoemde auto stond geparkeerd. De verbalisanten hebben waargenomen dat de verdachte stond ter hoogte van perceel [nummer], bij de woonboot van [slachtoffer]. Medeverdachte [medeverdachte 2] stond ook bij de woonboot. De verdachte liep steeds heen en weer bij dit perceel. Hij liep af en toe richting de voordeur van de woonboot. Als er verkeer passeerde, liep de verdachte weg van de woonboot. Hij heeft tijdens het lopen verschillende posities rondom de woonboot ingenomen. Ook is waargenomen dat de verdachte veelvuldig een telefoon ter hoogte van zijn oor hield. Daarnaast is waargenomen dat medeverdachte [medeverdachte 2] twee keer van de voorzijde van de woonboot naar de auto is gelopen. Nadat de verdachte vanuit de voortuin van de woonboot naar de auto is gelopen, zijn beide verdachten aangehouden.
Verbalisanten hebben hierop de woonboot ter hoogte van perceel [nummer] aan de Schalkwijkerstraat gecontroleerd. Een deur stond open, met aan de binnenzijde van de deur geforceerde sloten. Nabij de geopende deur stonden diverse tassen met daarin waardevolle goederen.
De verdachte heeft bij zijn verhoor bij de politie ontkend dat hij betrokken is geweest bij een inbraak. Hij heeft wel erkend dat hij op 14 juli 2015 omstreeks 03.00 uur in de Schalkwijkerstraat te Haarlem was. Hij heeft daar gewandeld en een sigaret gerookt omdat hij niet kon slapen.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie bekend betrokken te zijn geweest bij de inbraak in de woonboot. Hij heeft ten aanzien van de rol van de verdachte verklaard dat deze niet in de woonboot is geweest, maar dat hij wel voor de woonboot heeft gestaan.
Bij de fouillering van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn onder andere de volgende goederen in beslag genomen:
- een gele draagbare radio, met opschrift ‘Donald Duck Weekblad’
- een zwarte verrekijker
- een pennenset bestaande uit een pen en een vulpotlood
Op 14 juli 2015 heeft de zus van [slachtoffer] namens hem aangifte gedaan van diefstal met braak. Uit de aangifte blijkt dat zich in de tassen, die in de woonboot bij de openslaande deuren van het balkon stonden, verschillende goederen bevonden, waaronder gereedschap en een muziekinstallatie. Deze goederen zijn vanuit andere ruimtes in de woonboot naar de deur gebracht. Tijdens een aanvullend verhoor op 28 juli 2015 heeft de aangeefster op foto’s verschillende voorwerpen die bij de medeverdachte [medeverdachte 1] in beslag zijn genomen herkend als zijnde van haar broer, waaronder voornoemde verrekijker, pennenset en gele draagbare radio.
Op grond van het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte medeplichtig is geweest aan diefstal met braak door de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. De verdachte heeft op de uitkijk gestaan en heeft, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedragingen, opzet gehad op zowel het behulpzaam zijn bij de inbraak als op het wegnemen van de goederen van de woonboot. Het door de verdediging geschetste scenario met betrekking tot de passieve aanwezigheid van de verdachte in de nabijheid van de woonboot, wordt gelet op het vorenstaande als onaannemelijk terzijde geschoven.
De stelling van de raadsman dat geen sprake zou zijn geweest van wegneming van goederen, wordt verworpen. Verschillende goederen van het slachtoffer zijn aangetroffen bij de fouillering van medeverdachte [medeverdachte 1] op het politiebureau. De goederen die in de woonboot waren verzameld in tassen en daarna bij de deur waren gezet, waren kennelijk klaargezet om mee te nemen en aldus hebben de inbrekers daarover als heer en meester beschikt. Zij zijn, ondanks dat zij de woonboot nog niet verlaten hadden, in de beschikkingsmacht van één of meerdere medeverdachten geweest.
Het verzoek van de raadsman om medeverdachte [medeverdachte 2] als getuige te horen wordt afgewezen nu niet aannemelijk is dat deze getuige binnen een aanvaardbare termijn gehoord kan worden. De informatie dat deze getuige zich in januari 2018 in Berlijn zou bevinden, is te onbepaald om hem te kunnen oproepen. Bovendien volgt uit het proces-verbaal van bevindingen van de raadsheer-commissaris van 6 februari 2018 dat de getuige regelmatig wisselt van verblijfplaats, zodat geenszins zeker is dat hij zich nog in Berlijn bevindt.
De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2] vindt voldoende steun in de processen-verbaal van bevindingen (dossierpagina’s 8 t/m 10, 13 t/m 15 en 18 t/m 20) waarin de waarnemingen van de verbalisanten omtrent de rol van de verdachte bij de inbraak zijn neergelegd. Er bestaat daarom geen beletsel om de belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] voor het bewijs te gebruiken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 13 juli 2015 tot en met 14 juli 2015 te Haarlem, tezamen en in vereniging met elkaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woonboot gelegen aan de [adres 2] hebben weggenomen diverse goederen waaronder een muziekinstallatie en een radio (merk Donald Duck) en een verrekijker en gereedschap, geheel toebehorende aan [slachtoffer], waarbij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar op de uitkijk te staan bij voornoemde woonboot.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte een
first offenderis en al langer van zijn vrijheid is beroofd in het kader van voorarrest dan waartoe een naar de LOVS richtlijnen in dit geval opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou leiden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een inbraak in een woonboot. Hierbij heeft de verdachte op de uitkijk gestaan, terwijl anderen de woning binnen zijn gegaan door een deur open te breken. In de woonboot zijn verschillende goederen weggenomen. Hierdoor heeft de gedupeerde schade geleden. Woninginbraken hebben tot gevolg dat mensen zich niet meer veilig voelen in hun eigen woning, die bij uitstek de plaats zou moeten zijn waar mensen zich veilig kunnen achten. De verdachte heeft door zijn handelen het plegen van de inbraak gefaciliteerd. Het hof acht dit een ernstig feit.
Het hof heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juni 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder in Nederland veroordeeld is. Het hof zal deze omstandigheid echter niet ten voordele van de verdachte meewegen, omdat hij tijdens het plegen van het strafbare feit pas twee dagen in Nederland was.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 48 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 juli 2018.
Mr. P.C. Römer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.