ECLI:NL:GHAMS:2018:2565

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
23-000525-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanvulling van bewijsoverweging in hoger beroep

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam op 17 juli 2018 in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 januari 2017. De verdachte, geboren in 1981 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Tijdens de zitting op 3 juli 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om dezelfde straf als in eerste aanleg was opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met een aanvulling van de bewijsoverwegingen.

De politierechter had eerder geoordeeld dat de verdachte geweld had gebruikt om te kunnen vluchten na een diefstal. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen geweld had gebruikt, maar enkel had gereageerd op een aanval. Het hof oordeelde dat de politierechter op goede gronden had geoordeeld en dat de bewijzen, waaronder camerabeelden en verklaringen van getuigen, voldoende waren om de verdachte schuldig te verklaren. Het verzoek van de raadsman om getuigen te horen werd afgewezen, omdat dit verzoek onvoldoende onderbouwd was.

Het hof heeft ook rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, maar dit leidde niet tot een andere straf. De beslissing van het hof was om het vonnis van de politierechter te bevestigen, met inachtneming van de aanvullingen op de bewijsoverwegingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000525-17
datum uitspraak: 17 juli 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13‑703382-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en de gronden waarop het berust en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof de bewijsoverweging van de politierechter, weergegeven in § 3 van de aantekening van het mondeling vonnis, aanvult en op het verzoek in hoger beroep tot het horen van getuigen zal beslissen.
Evenals in eerste aanleg heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte geen geweld heeft gebruikt om te kunnen vluchten, maar hoogstens omdat hij werd aangevallen.
De politierechter heeft het verweer op goede gronden verworpen. Op grond van onder andere de beschrijving en de
stillsvan de camerabeelden in het dossier, de aangifte door de beveiliger [naam] en de verklaring van de verdachte bij de politie, inhoudende dat hij weg gaat en nooit meer terugkomt, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte na de diefstal geweld heeft toegepast om zijn vlucht mogelijk te maken. Dat de beveiliger [naam] mogelijk kracht heeft toegepast om de verdachte de vlucht te beletten en dat de verdachte heeft geworsteld om los te komen, maakt dit niet anders, nu dit niet wegneemt dat de verdachte kennelijk wilde vluchten en daartoe met geweld los probeerde te komen.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep een eerder gedaan verzoek tot het horen van vijf personen herhaald. Hij heeft daartoe aangevoerd dat deze personen
waarschijnlijkooggetuige zijn geweest van de aanhouding van de verdachte. Mede gelet op de verklaring van de verdachte bij de politie dat hij weg wilde, is dit verzoek in deze fase onvoldoende onderbouwd om de toets aan het noodzaakscriterium te doorstaan. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Het hof heeft tot slot acht geslagen op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, hetgeen niet resulteert in een andere straf.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 juli 2018.
Mr. P.C. Römer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.